glazen staven van verschillende kleuren werden in het vuur geweekt en in dezen toestand in de lengte uitgetrokken of gedraaid, zoodat niet alleen aan de oppervlakte van elke doorsnede, maar over de geheele stang een afwisselend mozaïekbeeld ontstond. Ook kon men deze glazen bundels platdrukken en in den vorm van schalen omwerken. Zoo ontstonden de filigrain-glazen.
Twee uiterst kunstvolle millefiori waren reeds aan Winkelmann bekend, die daarvan de volgende treffende beschrijving geeft:
‘Met veelkleurig samengevoegd glas werkend verheft de kunst zich tot bewonderenswaardige hoogte in twee kleine stukken, die voor weinige jaren in Rome te voorschijn kwamen; beide stukken hebben nog geen vollen duim lengte en zijn geen derde daarvan breed. Op het eene verschijnt op donkeren, maar veelkleurigen grond een vogel, die veel op een eend gelijkt, van verschillende, zeer levendige kleuren. De omtrek vertoont zich zeker en scherp, de kleuren rein en schoon, doordat de kunstenaar volgens den
Figuren van de Onyxvaas.
eisch der schaduwen, nu eens doorzichtig dan ondoorzichtig glas heeft aangebracht. Het fijnste penseel van een miniatuurschilder had den cirkel van een oogappel zoowel als de kleinste veeren niet nauwkeuriger kunnen uitdrukken. De grootste bewondering echter wekt dit stuk op, daar men aan de keerzijde denzelfden vogel ziet, zonder in het geringste punt een verschil waar te nemen.’
Daar men het glas in de schoonste kleuren kon vervaardigen, werd het ook voor allerlei sieraden en speelgoed, voor gekleurde armbanden, haarspelden, dobbelsteenen, damschijven en vooral ter nabootsing van edelgesteenten gebruikt. Daar de oudheid een veel hoogere waarde hechtte aan de gemmen, d.w.z. edelgesteenten, dan de modernen, zoo is het verklaarbaar, dat men zich reeds vroegtijdig op vervalsching daarvan toelegde. De Romeinen wisten de edelgesteenten zoo trouw na te bootsen dat de echte niet van de valsche te onderscheiden waren. Zoo bezit de schat van Monza in Lombardije een beker, dien de Italianen langen tijd voor een saphir hielden, en de Sacro Catino in de kathedraal van Genua gold lang voor een smaragd, totdat men te Parijs zijn onechtheid bewees.
Een belangrijke rol speelde het gekleurde glas in de versiering van plaveisels, muren en kamergewelven, ook in het mozaïek. Vooral hadden de Romeinen in het opus verniculatum, het eigenlijke mozaïekschilderen, een bewonderenswaardige kunstvaardigheid bereikt. Als hun voorbeeld beschouwden zij den meester dezer kunst, Sofus van Pergamum, van wien Plinius zegt, dat hij een ongeverfden vloer kon voorstellen, waarop alle overblijfselen der maaltijden uit kleine, ongelijke stukjes mozaïek voorgesteld waren.
Zeer bekend is ook zijn motief: een drinkende duif, terwijl andere duiven zich op den rand van het bekken in de zon koesteren.
Later, te Rome, zijn er nog vele kunstenaars geweest, die Sofus nog overtroffen en door wie de mozaïektechniek tot zulk een volmaaktheid werd gebracht, dat zij met succes tegen de schilderkunst kon wedijveren.
Ten slotte nog het een en ander over die glasfabrikaten, welke betrekking hebben op de verlichting of tot optische doeleinden werden gebruikt, voortbrengselen eener industrie, die men langen tijd als de uitsluitende verovering der moderne tijden beschouwde; wij bedoelen het vensterglas, de glaslampen, glasspiegels en vergrootglazen. Het is niet noodig, hier alle verschillende, op het bestaan van Romeinsch glas duidende aanwijzingen te vermelden; de in Herculanum, Pompeji en aan den Rijn gevonden glasschijven en ramen zijn voldoende om te bewijzen dat de Romeinen ter beschutting tegen regen, vorst en zonnestralen, behalve van mica, zich ook van glas bediend hebben. Sedert wanneer dit geschiedde is thans nog onbeslist; dat vensterglas echter ten tijde der keizers, ten minste in de rijke huizen werd gebruikt, kan men niet meer in twijfel trekken. De schijven werden in de oudheid in bladen gegoten, waren sterker dan de onze en schitterden als paarlemoer. De lijsten bestonden gewoonlijk uit hout, soms uit metaal; een bij Trier gevonden brokstuk van een vensterschijf is in een looden lijst gevat. Wat de kunstmatige verlichting van het huis betreft, zoo hebben de oude Romeinen in ieder geval, in Italië misschien altijd, zich bediend van een olielamp zonder lampeglas, een gemis, dat men niet minder voelde in de paleizen der rijken dan in de armelijke hut van den landman. Wel wist men kandelaars te vervaardigen,