opwierp en den wilden Hongaren den toegang tot de bloeiende velden van Neder-Oostenrijk afsloot, werd hun verblijf van Melk hierheen verplaatst en kort na 1100 droeg de Leopoldsberg weer zijn rechtmatig sieraad, een trotsch kasteel, ruimer en schooner dan het oude, buiten met sterke torens, van binnen met marmeren beelden versierd, sterk en schoon.
De tweelingbroeder van den Leopoldsberg, de Kahlenberg, beide uitloopers van den aanzienlijken Hermanskogel, die verder in het land oprijst, heette eens wegens zijn vele wilde zwijnen, die zich verborgen in zijn holen, de Zwijnenberg.
Een vroeger klooster, nu woonhuis, eenvoudig en somber, en een modern hotel, deftig en rijk, staan op den top, terwijl van den Leopoldsberg een kerk verder het land inziet. Zij aanschouwt de geweldige, dagelijks verder en verder reikende golven der reuzenstad Weenen, die het groene akkerland dreigen te verteren. Dwars door het land kronkelt het zilveren lint van den Donau, zich telkens weer verdeelend en groene eilanden en weiden omvattend. In het Noorden strekt zich vlak en schoon het vruchtbare Manchfeld eindeloos uit - naar alle andere richtingen stapelen de wallen der bergen zich hooger en hooger op, oostelijk de Karpathen, zuidelijk het Weenerwoud, de laagste verdieping der Alpen.
Onmiddellijk onder onze voeten echter zijn bergkloven en dalen, waarin heldere, frissche bronnen murmelen en beschaduwde paden onder het dichte loof voortkronkelen.
Deze kloven en dalen, thans de verrukking der wandelaars, waren zij eens de schrik en angst der legerhoofden, die na vele moeiten en gevaren hier boven stonden om de schitterende stad in de vlakte te verdedigen tegen de plunderende, roofzuchtige Turken, die zich tusschen de bergen en wallen, diep in den grond hadden verborgen.
De stoomboot vliegt sissend voort, van vreugde fluitende geluiden uitstootend, als wist zij, dat zij haar doel nader komt; de passagiers staan in prettige drukte op, gaan heen en weer, halen hun pakjes bij elkander, vouwen hun plaids en doeken op, leggen hun mantels om, knoopen gesprekken aan over de huizen aan de oevers, de beste Weener hotels, of brengen de binocles voor de oogen, om de fijne spitsen der oude Stephanskerk duidelijk te herkennen, die zich grijs losmaken uit de nevelen der ondergaande zon.
Wij laten rechts het Kahlenberger dorpje liggen, waarin eens Wiegand van Theben woonde, wiens grappige gezegden thans nog in omloop zijn en den naam van zijn dorp Kahlenberg gaf aan het Duitsche woord Kalauer en het Fransche Calembourg.
En nu strekt zich behaaglijk en gezellig Nuszdorf uit langs den oever. Wat een overvloed van aangename Weener-herinneringen, die zich aan ons opdoen! Want hier zijn wij reeds aan de bevallige voorsteden, die den overgang der groote stad tot het land vormen.
Van den geur van den wijn, van de tonen van het gezang schijnt deze liefelijke streek onophoudelijk doordrongen; een klein, maar kostbaar koninkrijk van de Vroolijkheid, haar aanzijn alleen scheppend uit zichzelf, geen bijzondere gebeurtenissen noodig hebbend om zich te openbaren uit zichzelf en voor zichzelf.
Hier begint de krans van die lustige muziekdorpen, waarin het volkslied en de volkshumor welig bloeien, waarin het 's levens hoogste doel schijnt, landwijn te drinken en naar de oorkittelende wijzen der Grinzinger, Sieveringer - en hoe al die andere kapellen en kwartetten heeten mogen - te luisteren.
Op deze zonnige heuvels groeit Oostenrijks beste wijn, en in de schaduw dezer wijnranken leefden de Rubensen en Veroneses van den wals: Lanner en Strausz.
In andere streken worden met moeite aan den bodem goede vruchten afgedwongen; in deze bevoorrechte aarde schijnt het de eigen, vrijwillige lust van den grond te zijn vruchten te dragen; de zegen in zijn schoot schijnt hem te drukken, hij tracht hem te verwijderen, - hij stoomt en zweet letterlijk vruchtbaarheid uit.
Herhaalde malen in het jaar brengt deze zware, vette grond zijn oogst op, zonder veel moeite en kosten; het water is bij de hand en de bemesting levert de nabijzijnde wereldstad. Hier worden de selderiewortels dik en zacht, de radijzen pittig, de salade malsch, de kool geurig, de meloen suikerzoet. Hier gedijen die kostelijke weichselstammen, waaruit de pijperoeren worden gesneden, waaraan de natuur den heerlijksten geur verleende en die een onuitputtelijke bron van rijkdom aan hun kweekers openen.
Met ernstige, bonte vleugels schijnt de Muze der geschiedenis over den nauwen pas, tusschen berg en stroom te zweven en met zachte tonen te zingen van vervlogen dagen, toen hertog Karel van Lotharingen hier den beslissenden slag leverde tegen de Turksche legers, of toen daar tweehonderd jaren vroeger de kranige Wolfgang Holzer zich van bakkerszoon tot burgemeester van Weenen verhief, van den twist tusschen de vorstelijke broeders keizer Friedrich III en hertog Albrecht VI behendig gebruik makend, maar gewetenloos beiden bedriegend, totdat hij eindelijk als offer van zijn eigen verraad op bevel des keizers in Nuszdorf onthoofd werd.
Vóór ons opent zich een smalle, rechte waterlijn; een kleiner schip komt op het onze aangevaren, zij stoppen beide en men noodigt ons uit over te stappen. De rechte, scherp afgedijkte waterlijn is het Donaukanaal; de eigenlijke Donaustroom wordt bij ijsgang en zware bergregens gevaarlijk voor de vlakke oevers der hoofdstad en bedreigt haar kleine, lage huizen dikwijls met vernieling. Daarom leidde men den hoofdstroom af, die, ter linkerzijde breed en ruim door vijf ijzeren bruggen overspannen, zich door het veld kronkelt.
Weenen sloot men door het Donau-kanaal bij den vrijen waterweg aan, en verzekerde alzoo aan de stad tegelijkertijd een open baan en beschermde haar tegen elk gevaar. Zestien jaar heeft men aan de regeling van den hoofdstroom gewerkt, van 1869 tot 1885, en daarvoor 32 millioen gulden besteed, maar door den verkoop van grond nog geld overgehouden.
De groote stoombooten kunnen wel is waar niet door