van het vaderland wensch ik u een goede reis toe aan boord van dit schip, dat den naam onzer geëerbiedigde Koningin draagt. Uw verblijf in Indië zij roemvol! Welke vermoeienissen en gevaren uw deel zullen zijn, weten wij niet. Toont, onder welke omstandigheden ook, dat ge waardig zijt, deel uit te maken van onze Indische troepen en dat het bloed der vaderen ook door uwe aderen vloeit. Volharding was een der hoofddeugden onzer voorvaderen. In deze dagen hebben wij bij herhaling ondervonden, hoezeer onze Koninginnen het leger op Lombok waardeeren. Daarom brengen wij onzen Koninginnen hier eene eerbiedige hulde met den kreet, die eerstdaags op Lombok moge weerklinken, den kreet: ‘Leven onze Koninginnen!’
Met groot gejuich herhaalden zoowel de soldaten als de menigte dien schoonen kreet; het Wilhelmus werd uit volle borst aangeheven en een oorverdoovend hoera vervulde de lucht.
Onvergetelijk was dit oogenblik en menigeen wischte
Typen van soldaten.
een traan van aandoening af uit medelijden met het lot dier brave jongens, maar ook uit bewondering voor hun moed en van vreugde, dat onze oud-Hollandsche deugden bij dit geslacht nog niet geheel gestorven zijn.
Nog sprak generaal Eland, commandant van Amsterdam, de volgende woorden tot kapitein Drijber en zijn mannen:
‘Officieren, onderofficieren en manschappen! Allen, die ge hier ziet, wenschen het bewijs te leveren hunner waardeering en deelneming op dit oogenblik, eene waardeering en deelneming, welke niet alleen u geldt, maar ook het dappere leger, dat gij gaat versterken. Of ook gij zult gaan strijden op Lombok is ons onbekend. Maar, hetzij gij dáár of elders onze wapenen gaat hoog houden, van u allen verwachten wij, dat ge uw plicht zult vervullen naar eer en geweten. Gaarne drukten wij allen u persoonlijk de hand ten afscheid. Wijl dit echter niet kan, bied ik, als symbool van wat wij zouden willen doen, den overste Bruinsma en uwen bevelhebber Drijber mijnen handdruk voor u allen, terwijl ik daarbij instemming vraag met den roep: ‘Leve het Indische leger!’
Luide werd met dien kreet ingestemd en nu bedankte ook kapitein Drijber op de volgende wijze voor dien hartelijken afscheidsgroet:
‘U allen, die een zoo groot en overtuigend bewijs van belangstelling geeft bij ons vertrek, zeggen wij hartelijk dank. Soldaten, ik stel u voor, met mij uit te roepen: ‘Leve het vaderland!’
En opnieuw weergalmde die vaderlandslievende roep, en toen was het oogenblik van vertrek gekomen. Langzaam en statig zette zich de boot in beweging. Het Wilhelmus klonk nogmaals luide, begeleid door de stemmen der soldaten. Aan het gewuif en geroep: ‘Lang zullen zij leven! Vaartwel!’ kwam geen einde totdat het schip uit het oog verdwenen was.
Ook onze Koninginnen toonden haar belangstelling aan de vertrekkenden door het zenden van hartelijke telegrammen.
Onze gravuren stellen typen voor van de soldaten op het schip en daags voor hun vertrek als hun soldij voor 't laatst in Holland wordt uitbetaald. Onze teekenaar maakte ook een schets van een belangrijk personage aan boord: de koe, om wie zich de soldaten verdringen als om een nooit geziene curiositeit.
De groote plaat geeft een goed denkbeeld van de geestdrift bij het vertrek dier dapperen, een geestdrift, die in de eerste plaats henzelf vervult.
Moge het hun vergund zijn, daar ginds op Lombok veel roem in te oogsten en, zoo het mogelijk is, behouden in het vaderland terug te keeren!