het hier niet aan ouderwetsche schilderachtige gevels, die aan de gebouwen der oude Hansesteden herinneren.
Het meest karakteristieke bouwwerk van Kopenhagen is ongetwijfeld de op het sloteiland gelegen Beurs, een lang uitgestrekt in - volgens de Denen - Hollandsche Renaissance opgetrokken gebouw, dat door den boven de eerste verdieping aangebrachten gevel en den hoogen zonderlingen toren een eigenaardigen stempel draagt. De torenvorm zal men niet licht ergens anders aantreffen; vier draken rusten op hun buiken en strekken de staarten naar boven, ze in elkander slingerend, zoodat ze op een hoogte van 51 Meter puntig uitloopen.
Een aantal openbare gebouwen in Kopenhagen zijn in den Griekschen bouwstijl opgericht, die in de eerste helft onzer eeuw mode was. De architect Hansen, wiens latere werkkring in Weenen zooveel schitterende resultaten heeft opgeleverd, koesterde voor dezen bouwtrant, die voor onze Noordsche toestanden zoo weinig geschikt is een buitengewone voorliefde zooals blijkt uit het Raadhuis, het afgebrande slot Christiansborg en de Vrouwenkerk.
Het eerste bevindt zich op het Nytorv, een groot plein, dat in zijn bovenste gedeelte Gammeltorv heet (Nieuwe en Oude Markt) en door de straatlijn der Ostergade doorsneden wordt.
Op den gevel van het Raadhuis staat het begin van een oud-joodsche wettenverzameling: ‘Med Lov skal man Land bygge’ (Met de wet moet men land bebouwen) een voorgevoel van den tegenwoordigen parlementairen regeeringsvorm uit het jaar 1240.
Slot Christiansborg was de eigenlijke koningszetel, een klein stadsgedeelte met zijn bijgebouwen. Maar een noodlot scheen er op te rusten, het scheen bestemd een prooi der vlammen te worden. In de 18de eeuw brandde het neer en werd later volgens de plannen van Hansen opgebouwd, maar een tweede brand vernielde het opnieuw en liet het als ruïne achter. Sedert tien jaar verheffen zich nu de naakte, geblakerde muren in de lucht, een schouwspel vertoonend gelijk eens de brandoffers der Commune. In tegenstelling van dezen geweldigen vernielden kolos en de sierlijke hoogopstijgende Beurs ligt in zekeren zin een symbool der ontwikkeling van vorstenmacht en burgerlijke werkkracht.
Voor de slotruïne bevindt zich een bronzen ruiterstandbeeld, Frederik VII voorstellend, den Koning, die het land zijn grondwet gaf en nog heden als ‘Vader des Volks’ vereerd wordt. Het gedenkteeken is een werk van Bissens; ruiter en paard zijn geheel realistisch opgevat. Het is ontegenzeggelijk het interessantste standbeeld, dat Kopenhagen bezit.
Het aantal gedenkteekenen dat de pleinen versiert is niet klein, maar zij boezemen den inwoners meer belang in dan den vreemdelingen.
Op het hoofdplein der stad, het reeds genoemde Kongen Nytorv, waarvan men den omvang kan berekenen uit het feit dat dertien straten daarin uitloopen, staat in het midden, omringd door groene graszoden, boschjes en boomen, het gedenkteeken van Christiaan V, eveneens een ruiterstandbeeld, op eigenaardige wijze in lood gegoten. De volksmond heeft dit niet zeer schoone standbeeld den bijnaam gegeven van ‘Hesten’, het Paard.
Te midden van de achthoekige ‘Frederiksplads’ die door de vier paleizen van de Amalienborg omringd wordt, staat een bronzen ruiterstandbeeld van Frederik V, en een vierde heerscher van Denemarken, Frederik VI, heeft zijn monument in den naar hem genoemden Frederiksberger slottuin.
Voor den nationalen zeeheld Nils Juels is het monument opgericht dat wij in de ten zuiden van Kongens Nytorv gelegene straat Holmens kanaal ontdekken.
Het materiaal, dat voor het gieten van dit beeld gebruikt werd, was het metaal der kanonnen van het in het jaar 1873 in de Kjöge Buche gevonden Linieschip ‘Danebrog’ dat in 1710 met een bemanning van 700 man in de lucht vloog, daar de kommandant den strijd met het brandende schip zoolang voortzette totdat het vuur de kruitkamer bereikte. Andere herinneringen aan nationale gebeurtenissen zijn de zegezuilen aan het einde der haven en de vrijheidszuilen, tegenover het spoorwegstation. De laatste werd ter herinnering aan de opheffing der lijfeigenschap onder Christiaan III opgericht. Van de talrijke aan verdienstelijke mannen opgerichte gedenkteekenen moeten de standbeelden der dichters Holberg, Oehlenschlager, Andersen vermeld worden.
Eigenaardig maar niet mooi, is het derde bouwwerk op het sloteiland, het veelgenoemde Thorwaldsen museum. Het uiterlijk van dit in den stijl der Etruskische graven opgerichte museum, maakt een tamelijk verwaarloosden indruk. De eigenaardige bouwtrant zal moeten uitdrukken, dat hier niet alleen de ontwerpen en scheppingen van den grooten meester, maar ook zijn stoffelijk omhulsel gevonden worden; het is een eenvoudige, met klimop begroeide steen.
Nog op een tweede plaats kan men Thorwaldsens geest op zich laten inwerken, in de Vrouwenkerk, waarvan het architectonische, eenvoudige, inwendige door de heerlijke marmerwerken, Christus en de twaalf Apostelen voorstellend, die Thorwaldsen gedeeltelijk zelf, gedeeltelijk door zijn leerlingen uit liet voeren, een edele versiering heeft ontvangen.
In het bereik van het oude stadsgedeelte, zijn er nog vele andere gebouwen, die òf door hun vormen òf door hun bestemming onze belangstelling opwekken. Daar is in het voorname stadskwartier der Bredgade de trotsche marmeren kerk, reeds in 1799 begonnen, maar eerst in den laatste tijd voltooid, dan het statige nationaal theater aan Kongens Nytorv en op het zelfde plein het eenvoudige slot Charlottenburg, de zetel der kunstakademie en der schilderijengalerij, die uit het brandende Christianborgslot gelukkigerwijze geheel gered is en voornamelijk een aantal goede schilderijen van Hollandsche meesters der 17de eeuw bevat.
Een ander, overigens zeer bescheiden slot, het Prinsenpaleis is eveneens als museum ingericht, het bevat de kostbare verzameling van noordsche oudheden, een etnographisch museum, antieken, muntverzameling enz.