Prettige rit!
De lust tot rijden is ieder aangeboren; van jongs af verkneukelt het kind zich in ritjes, hetzij in den kinderwagen, op vaders knie, op den grooten hond, op het hobbelpaard; later is een heusch paard zijn liefste illusie.
Zoo gaat het zijn
prettige rit. Naar A. Halmi.
leven door; rijden, altijd maar rijden, gedragen worden door iets anders, zich bewegen zonder zelf moe te worden, ziedaar een genot, dat diep in de menschelijke natuur schijnt te liggen.
De jongen op ons plaatje maakt geen uitzondering op den regel; 't is maar een kruiwagentje, waarvan hij bezit heeft genomen, maar wat zit hij er trotsch en kranig op! De fiere ruiter, die zijn volbloed hengst met het grootste meesterschap berijdt, de elegante dame in haar sierlijk paniertje, kunnen er niet vroolijker en tevredener uitzien dan het knaapje met zijn bloote voeten op den kruiwagen.
't Doet in onzen tijd van ontevredenheid altijd goed een vergenoegd gezicht te zien; daarom sympathiseeren we van harte met het vroolijke kereltje, rijdend in zijn fraaie equipage. In de koetsen der rijken ziet men niet veel van zulke lachende gezichten.