‘Zwarte Piet.’
Het vermakelijke kaartspel, in ons land met den naam van ‘Zwarte Piet’ en in Duitschland met dien van ‘Schwarzen Peter’ gedoopt, is zóó algemeen bekend en zóó bijzonder in trek bij het jonge volkje, dat wij er hier geen opzettelijke beschrijving van behoeven te geven.
Ieder weet, dat diegene der medespelenden, die ‘schoppenboer’ krijgt, zich zonder genade onderwerpen moet aan het
‘hopla, cousin!’ Naar C.W. Allers.
vonnis, om met een zwartgebrande kurk gesnord, gebaard, gestreept, in éen woord op de potsierlijkste wijze getatoueerd te worden.
Is dit proces ten uitvoer gebracht, dan komt er een tweede aan de beurt, die nu ‘schoppenboer’ krijgt, en zoo vervolgens, totdat de geheele kring met zwartgemaakte gezichten bijeen zit. Iedereen heeft wel eens gezien, welk een grappige vertooning dit oplevert; en ook al heeft men het nog nooit gezien, kan men het zich toch best voorstellen.
De zes vriendinnetjes op onze plaat, voor het vieren van een verjaarfeest of zoo iets gezellig bijeen, amuseeren zich blijkbaar kostelijk met dit vermakelijke kaartspel, dat de genoegens van het theeuurtje niet weinig verhoogt. Het eerste spelletje is afgeloopen, en het slachtoffer van ‘schoppenboer’ onderwerpt zich in komische berusting aan de operatie met de zwartgebrande kurk. Zij laat hare vriendinnetjes vrij lachen; straks komen zij evengoed aan de beurt, en op 't laatst zal het jolige zestal veel weg hebben van een troepje Negerinnetjes.
Wij wenschen de meisjes verder een genoeglijk avondje met ‘Zwarte Piet.’ Als zij elkander nooit erger zwart maken, zal het nog wel schikken!