Onder de parapluie.
Wat glimmen die oogjes, wat stralen die lachjes, van dat aardige drietal onder de parapluie.
De middelste, de oudste, de ernstigste is alleen in het bezit van zulk een kostbaar artikel; moeder gaf ze haar mede toen zij een boodschap ging doen, want zij had een nieuw jurkje aan en dat moest gespaard worden.
Zij was nog niet lang onderweg of daar begon het werkelijk te regenen, een echte zomerbui, en Phientje had haar groote familieparapluie juist opgestoken, toen zij haar schoolvriendinnetjes Emma en Roosje ontmoette, die niet zoo gelukkig als zij, niet voorzien waren van dat nuttigste der artikelen in ons waterachtig landje.
Phientje bood haar kameraadjes een plaatsje aan onder haar gastvrij hulpdak, en daar marcheeren onze drie jonge dames, zeer eendrachtig en schaterend van vroolijkheid, onder de kolossale parapluie van Phientje's moeder, die toch maar eventjes haar drie kopjes kan beschutten en verder de drie japonnetjes maar nat laat regenen.
We zijn er niet zeker van of ons jolig drietal nog niet een extra straatje om gaat maken, alleen om nog langer van de pret te profiteeren onder een parapluie te loopen in den kletterenden regen op de drijvende straten.
Gelukkige leeftijd, wanneer hetzelfde weer, dat volwassenen doet zuchten en pruttelen, aan de dartele jeugd een nieuw voorwendsel geeft tot vermaak, als lachen en pretmaken kunnen worden te voorschijn geroepen door zulk een onschuldig, en schijnbaar onbeduidend voorvalletje als het loopen met zijn drieën onder een parapluie.