Philip IV geweest was. De koning deed eerst geen daadwerkelijke stappen om zijn vermeende rechten te doen gelden, daar hij het te druk had met de Schotten, die door de Franschen werden beschermd; eerst in 1337 stak koning Eduard over naar Vlaanderen en viel kort daarop in Frankrijk. Van dien tijd af was het zijn tactiek, rondom hem de oorlogzuchtigste mannen der Christenheid te verzamelen; met het doel hen voor zijn belangen te winnen, onthaalde hij ze te Windsor met de grootste vrijgevigheid en vermaakte hen, volgens de gewoonte dier tijden, met tournooien en strijdspelen. Hij richtte een ‘Ronde tafel’ op, in navolging van den legendarischen koning Arthur, zooals men meende, hoewel de ronde tafel volstrekt niet afkomstig was uit een bepaalden tijd en dikwijls eenvoudig een andere naam was voor een tournooi, zooals er, bij voorbeeld, een gesticht werd door Roger de Mortimore in Kenilworth, die zoo genoemd werd omdat de grond voor dit doel was effen gemaakt en omringd door een ronden muur.
Nauwelijks echter had de Engelsche koning zijn tafel gevestigd in Windsor, den 23 April 1344, ter eere van Sint George, of de fransche koning Philip de Valois richtte een andere op, onder bescherming van St. Denis, om de pogingen van zijn mededinger te verijdelen, en vele der Ridders van het vasteland werden aldus van Engeland naar Frankrijk getrokken, zoodat de datum, door Froissart gegeven als die van de vestiging van den ‘kouseband’, eenvoudig de datum is van de hernieuwing der ‘koning Arthur Ridders’ in Windsor.
Tusschen de jaren 1349-50 besloot koning Eduard de mislukte poging der Franschen om Calais te herwinnen, feestelijk te vieren. Hij koos toen uit de Ridders van St. George, die veertig in getal waren, zes-en-twintig van de roemrijkste en maakte hen tot Ridders van den Kouseband; hij bond hen door een eed hem trouw te blijven in alle omstandigheden. Nu was het bij middeleeuwsche huwelijken gebruik, dat de bruidegom aan alle gasten kousebanden van verschillende kleuren aanbood; deze kousebanden moesten dan heeten van de bruid afkomstig te zijn en werden op de hoeden van de ridders geplaatst. Koning Edward moest, volgens Camden, zijn eigen kouseband gegeven hebben als een teeken voor een veldslag, die goed afliep, wellicht te Croy in Augustus 1346.
Maar de mannelijke kleederdracht van dien tijd had geen kousebanden noodig, terwijl de kousen der dames sprekend geleken op de kousen van tegenwoordig. Dat koning Edward een damessieraad op zijn helm droeg is zeer waarschijnlijk, daar die gewoonte toen zeer algemeen was bij vorsten en ridders, en misschien is 't ook mogelijk dat dit sieraad van zijn platonische genegenheid voor de schoone Catharina, lady Salisbury, afkomstig was, welk denkbeeld steun verkrijgt door het oude fransche motto der Orde: ‘Honni soit qui mal y pense’, ‘Schande over hem die er kwaad van denkt’.
Maar of dit het geval was of niet, het doel van de stichting der orde was ontegenzeggelijk de vereeniging van Engelsche en vreemde ridders in een verbond van éénheid en vrede, en zulk een vereeniging kon niet duidelijker worden verzinnelijkt dan door het lint van den kouseband.
In het begin werden de opengevallen plaatsen, ten gevolge van dood of vervallen-verklaring, weer aangevuld door den vorst in overeenstemming met de broederschap. Thans echter is 't de vorst alleen die er in voorziet.
Daar zijn meer keizers en koningen leden van deze roemrijke orde geweest dan van eenige andere orde der wereld. Tot de regeering van koningin Anna had zij acht keizers, zeven koningen van Portugal, twee van Schotland, vijf van Denemarken, drie van Napels, een van Polen, twee van Zweden en nog vele regeerende vorsten van Italië en Duitschland onder hare ridders geteld.
Het laatste voorbeeld van de vervallen-verklaring van een lid der orde geschiedde den 42 Juli 1716, toen deze treurige plechtigheid in Windsor moest geschieden aan James Butler, hertog van Ormond. De hertog was echter zoo voorzichtig geweest eenige maanden te voren het kanaal tusschen hem en zijn vijanden te stellen, en hij beliefde niet terug te komen om zich te verantwoorden over de hem toegeschreven misdaden en misdragingen. Hij overleefde zijn ongenade nog vele jaren en stierf als balling in Madrid, 94 jaar oud.
De ‘Garter King of Arms’, ‘Koning der wapenen van den Kouseband’, werd door Hendrik V het eerst aangesteld. De eerste was Sir William Bruges, die vóór 1449 stierf. Eerst behoefde de ‘Garter’ geen ridder of geestelijke te zijn; sedert de regeering van Hendrik VII werden echter de meesten tot ridders geslagen. Zijn ambt is, dwalingen of aanmatigingen in het dragen van blazoenen te verbeteren, op bevel van den Graaf-maarschalk wapenen te verleenen, aan hen die ze verdienden, aan het huis der Lords een stamboom aan te bieden van elken nieuwen pair en hem zijn plaats in dat huis aan te wijzen. Hij gaat bij feestelijke optochten naast het ‘Zwaard’. De officieren van wapenen leggen bij hem den eed af. Hij heeft recht op de bediening van een baron en heeft zijn kamers op Windsor. Hij mag ten allen tijde zijn gouden geëmaïlleerde ordeteeken, Sint George's kruis, dragen. De andere officieren der orde zijn de Prelaat, altijd de bisschop van Winchester, de kanselier, de bisschop van Oxford, de registrarius, Deken van Windsor, en de deurbewaarder der Zwarte Roede.
De kleur van den Kouseband werd gekozen in de koninklijke livrei van Frankrijk. De uniform bestond ten tijde van den stichter in een mantel, tuniek en kap van blauw wollen laken, het kruis van Sint George midden in den kouseband op den linkerschouder. Edward III had omstreeks 168 kousebanden geborduurd op zijn overkleed en kap.
De kouseband is niet afgebeeld op de linkerknie op het portret van den Zwarten Prins te Kantelberg of op dat van een der eerste ridders; het komt op geen enkele afbeelding van dien tijd voor, en er wordt geen kouseband vermeld, die om de knie gedragen wordt, in eenige bestaande kleederopgave uit den tijd der stichting. Dat hij spoedig op de knie werd gedragen, als thans nog geschiedt, blijkt voldoende uit grafmonumenten en andere afbeeldin-