schotel. Ook in de woestijn verfrischt mensch en dier zich uit die kruiken. Als de kameeldrijver zijn twaalfurigen marsch onder de brandende zon en in het heete zand volbracht heeft, is zijn drinkwater, dat zich in een blikken ton bevindt, gloeiend warm geworden. Hij vult nu een kruik en stelt deze ergens op een zandheuvel bloot aan den avondwind. Na een kwartier zijn de doorgesiepelde druppels verdampt en de drank geheel verkoeld. Wij Europeanen hebben overvloed aan bronnen, putten, rivieren, dikwijls meer dan genoeg aan regen, maar een enkele zomermaand onder den afrikaanschen hemel, leert ons begrijpen, waarom een arabisch spreekwoord zegt: ‘Eerst water, dan brood.’
In het begin van Augustus is de Nijl omstreeks 16-18 el gewassen. Op het eiland Rhoda staat de oude Nijlmeter. Midden tusschen de beide met palmen beplante oevers van den Nijl gelegen, vergunt het toch een fraai gezicht op Kaïro en op de woestijn met zijn pyramiden, en prijkt zelfs met een rijkdom van planten, die met de tropen kan wedijveren. Deze bladeren- en bloemenpracht wekt onze bewondering op. Door en over elkander verdringen zich dadel- en waaierpalmen, oleanders en jasmijnen, bananen, aloë en kostbare vijgen, bamboes en tamariskon, koffie- en johannesbroodboomen, heggen van myrthen, en bedden van rozen, oranje- en citroenboomen en hoog daarover reiken reusachtige sycomoren en acaciá's, een dak van eeuwig groen vormend.
Dat groeit en bloeit in alle vormen en kleuren, zoete geuren vervullen de lucht en de slingerplanten klimmen lustig op langs de stammen, als wilden zij daar een ondoordringbaar gewelf samenvlechten.
Twee donkerbruine arabische jongens willen onze gidsen zijn. Wij laten hen begaan en zij brengen ons aan gene zijde van het park bij den Mozesboom. Dit is een overoude, maar nog groene sycomore, die vlak bij het water staat.
‘Hier stond het mandje met het Mozeskindje,’ zeiden de knapen, ‘en daar baadde zich de prinses, die den vondeling redde. Allah zij geprezen!’
Wij zijn geheel in de stemming hen te gelooven. Waarom ook niet? In een land waarin zich herinneringen van 4000 jaren oud bewaard hebben! Ik kende reeds den Mariaboom, welken men mij bij Heliopolis wees, en waaronder de heilige Familie op haar vlucht zou hebben gerust.
Geheel aan het Zuidelijke gedeelte van het eiland ligt de Nijlmeter. De zware houten poort werd ons eerst tegen een ‘backschisch’ (aalmoes) geopend, waarna ons de ‘Nijlomroeper’ bij een 40 voet diepen put voerde, waarin een steenen zuil staat; deze draagt op haar oppervlakte de maat in ellen, voeten en duimen, en toont den Nijlomroeper aan hoeveel het Nijlwater dagelijks gewassen is. Door dezen Nijlmeter - het moet dezelfde zuil zijn - hebben reeds de Pharao's de hoogte van den Nijl laten meten en verkondigen.
Dagelijks trekt de Nijlomroeper door de straten van Kaïro en verkondigt onder gebed en gezang den waterstand.
‘Allah is groot,’ roept hij, ‘en Mohamed is zijn profeet. De Heer is ons genadig geweest. Dertien ellen heden. Allah heeft de velden gezegend.’
De knapen, die den omroeper begeleiden, dragen bloemruikers op lange stokken, en krijgen van de voorbijgangers en bewoners der huizen een kleine gift. Ieder bereidt zich voor het water ook in Kaïro te ontvangen; boven de stad is de oever reeds overstroomd, het veld reeds vochtig.
Op den vooravond der Nijlsnede slaat men tegenover het eiland Rhoda tenten en kramen op als voor een groote jaarmarkt. De hoofdstraat is aan beide kanten met fakkels verlicht; in het midden is een weg voor de wagens open gelaten. Overal roode en witte tulbanden en donkere kaftans, hier en daar de licht gekleurde costumes van de rijkere Arabieren op paarden en ezels. Voor de kramen en tenten verzamelen zich de menschen en koopen suikerwerk in allerlei vormen. De Arabieren houden van zoetigheid als de kinderen en men ziet ze onophoudelijk daarvan eten. Hier vindt men olifanten en kameelen, paarden en ezels, obelisken en pyramiden, mannen en vrouwen en honderd andere voorwerpen, alle uit roode suiker gegoten.
Ik steeg uit het rijtuig om ook te koopen.
‘Allah zij gegroet!’ zei de kramer, ‘gezegend zij uw dag!’
Toen ik gekocht had, riep hij mij na:
‘Keer weder, mijn dierbare vriend! mijn geheele winkel behoort u!’
Vóór den winkel stonden eenige naaktbeenige bruine jongens met gescheurde blauwe hemden, en eenige kleine meisjes in hetzelfde costuum, alleen dragen zij een witte lap als een sluier op het hoofd. Zij keken die heerlijkheden vol zoetigheid met groote oogen aan en waren misschien nooit klaar gekomen met het bewonderen en aangapen. Ik wierp hun kameelen en olifanten, paarden en ezels toe, en tien à twintig bruine handjes strekten zich begeerig uit.
‘Allah zegene den Heer Bey,’ riepen zij van alle kanten, ‘de Heer Pacha is genadig.’
En zij streken met de hand over den mond, terwijl ik met leege handen heenging, zooals ik gekomen was.
Toch zou ik rijkelijk schadeloos gesteld worden. Een in Kaïro gevestigde duitsche koopman had ons uitgenoodigd zijn bark te gebruiken, en wij brachten den nacht vóór de Nijlsnede, zooals het algemeen de gewoonte is, op den Nijl door. Over het achterdek was een luchtige tent gespannen, op tafel stond de geurige bowl. Vóór zaten een paar arabische muzikanten met tamboerijnen en fluiten en een paar andere zonen der woestijn zongen wanluidende liederen; aan den mast en het touwwerk hingen roode papieren lantaarns en een groot groen vaandel van den Profeet, waarop de woorden geborduurd stonden: ‘Allah akbar!’ Twee bruine matrozen ontplooiden de zeilen en wij voeren statig op en neer, omringd door een groot aantal schitterend verlichte vaartuigen.
Onze volle bewondering wekt een groot vaartuig op, dat in de nabijheid van den dam vóór anker ligt. Al zijn kris en kras gespannen touwen waren tot aan de punt van den mast met lampen bedekt, langs de kanten hingen breede vuurstrepen van groote lantaarns. Prachtige roode vaandels met de halve