Afrika-reizigers.
Wat poesen al niet verzinnen! Men spreekt met recht van kattekwaad; wilt gij weten wat dat is, zet een paar jonge, vroolijke katten, onverschillig waar, bij een naaimand, op een sofa, in een provisiekast, in een kinderkamer, ja zelfs in een studeervertrek; overal weten de diertjes raad, overal vinden zij iets om zich nuttig en aangenaam bezig te houden
Ook van aardrijkskunde hebben zij verstand; kijk maar eens hoe zij huishouden met de kaart van Afrika.
Ieder spreekt tegenwoordig van het donkere werelddeel; geen wonder dat de jeugdige poesjes er ook het hare van willen weten. Moeder Poes ziet met bewondering naar haar kroost, terwijl zij de kaart van den muur rukken en zonder eenige schuchterheid haar van alle kanten aanpakken en verscheuren.
Die kleine dreumes daar is gauwer in het midden van Afrika gekomen dan Livingstone en Stanley. Zij heeft de bronnen van den Nijl al heel gemakkelijk gevonden en steekt er brutaal haar kopje in.
De trots kijkt haar de vonkelende oogjes uit. Wat zegt moeder er van? Kranig hè! De eigenaar van de kaart zal straks wel minder prettig kijken, minder trotsch zijn op de heldendaad der kleine Afrika-reizigers. Maar mijn hemel! waarom brengt hij die dingen dan ook onder hun bereik; hij weet dat voor een jonge poes niets heilig is, zelfs niet Afrika met al haar akeligheden.