Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1892 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1892
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1892Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1892

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (25.09 MB)

Scans (85.32 MB)

ebook (26.95 MB)

XML (2.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1892

(1892)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

William Phipps, markies van Normanby.

Het is waarschijnlijk niet algemeen bekend, dat de eerste van het beroemde geslacht der markiezen van Normanby, pairs van Engeland, millionairs en eigenaars van het vorstelijk lustslot Mulgrave-Castle in Yorkshire, het negentiende kind was van een werkman, wiens gansche vermogen bestond in een nakroost van zes-en twintig zoons en dochters.

Hij heette William Phipps en werd te Woolick, een klein dorp in Maine, geboren. Op jeugdigen leeftijd verliet hij het ouderlijk huis, om als herder bij een pachter in de buurt in dienst te treden. Karel II regeerde toen over Engeland. Maine werd langzamerhand bevolkt door Engelsche kolonisten, landbouwers en visschers; visschers vooral, zooals het wapenschild der nieuwe provincie getuigde, waarop een kabeljauw een voorname plaats inneemt. Het rustige herdersbedrijf stemde evenwel weinig overeen met den avontuurlijken geest van William Phipps, die, evenals die van de meesten zijner landgenooten, slechts vervuld was van reizen en ontdekkingstochten. Zijne pogingen, om aan boord van een schip te worden geplaatst, mislukten echter wegens zijne onbekendheid met zeezaken. Hij trad daarom als leerling bij een scheepstimmerman in dienst. Dit was zijn eerste schrede op den weg naar den Oceaan, die hem aantrok.

Zijn innemend uiterlijk deed hem de gunst winnen eener rijke weduwe, die hij huwde, in de hoop, daardoor de middelen te vinden om zijne broeders en zusters te hulp te komen. Maar hij had er vijf-en-twintig, zoodat de weduwe daarvan niets wilde hooren. Zij oordeelde genoeg te hebben gedaan door hemzelven eene positie te hebben verschaft en hem in staat te stellen, de werf, waar hij als werkman diende, in eigendom te verkrijgen. In dit besluit moest hij wel berusten, doch hij wachtte zijn tijd af.

Eens, op de kade van Boston, trok een gesprek tusschen twee matrozen zijn aandacht. Zij spraken over een Spaansch vaartuig, dat volgens loopende geruchten, met eene rijke lading, door zeeschuimers nabij de Bahama's in den grond geboord zou zijn. In dien tijd waren dergelijke verhalen niet zeldzaam. De oude vrijbuiter Mansfield en zijne voorgangers waren nooit in gebreke gebleven, jacht te maken op de Spaansche galjoenen, die, in het nauw gedreven, zich somtijds nabij de kust in diep water lieten zinken, ten einde de roofzucht hunner vijanden te beschamen. Het scheepsvolk trachtte zich dan op de eene of andere wijze te redden. Matrozen van Mansfield hadden, zooveel hun mogelijk was, de plaats bepaald, waar bedoeld vaartuig ten gronde ging, en het was van hen dat de matrozen te Boston vernamen, wat daarmee was gebeurd.

William Phipps wist hen aan den praatte krijgen, hoorde hen uit en keerde peinzend naar zijne woning terug. Zijn besluit stond vast: Hij zou den schat aan den Oceaan betwisten, - maar vooraf moest hij zijne vrouw overhalen. Niet zonder moeite slaagde hij hierin. Hij verkocht zijn werf, kocht een schip, rustte het uit en bemande het met avonturiers, wien hij een aandeel in den buit beloofde.

En hij vond wat hij zocht, hetzij door toeval, hetzij door beleid. Het schip was gezonken in een inham, waar het water niet al te diep was. William Phipps maakte zich meester van het grootste deel der lading en van een aantal zakken met dubloenen; genoeg om menschen met gematigde eischen te bevredigen, maar op verre na niet toereikend voor een begeerlijkheid als de zijne.

Hij kwam te Boston terug met zijn aandeel in den buit en bovendien met een merkwaardig verhaal aangaande een ander schip, dat voor omstreeks vijftig jaren bij Port-de-la-Plata ten gronde zou zijn gegaan met eene lading goud- en zilverstaven. De berichten, welke hij daaromtrent ingewonnen had, verschilden wel is waar met betrekking tot de juiste

[pagina 97]
[p. 97]

plaats, maar stemden geheel overeen voor zooveel den aard en de waarde der lading betrof. Niets meer was er noodig, om de verbeelding te doen ontvlammen van een man, wien de fortuin reeds éénmaal had toegelachen. Maar ditmaal was de onderneming hachelijker, daar het te vreezen was dat zijne middelen daarvoor te kort zouden schieten. Krachtige medewerking was hem onontbeerlijk tot het doen van nasporingen, waartoe veel tijd noodig zou kunnen zijn. Maar de reeds verkregen gunstige uitslag gaf hem zelfvertrouwen. Hij deed verder zijn voordeel met de vaak overdreven geruchten, welke daaromtrent in omloop waren. Hij vertrok naar Londen, ten einde bij het Engelsche gouvernement om bijstand aan te kloppen. Nu vonden aan het hof van Karel II avonturiers meestal een goed onthaal. Deze vorst, steeds om geld verlegen, leende doorgaans een gewillig oor aan dengene die hem de middelen verschafte om het te verkrijgen.

Door zijne kloekheid en zijn zelfvertrouwen wist William Phipps hem te overreden een oorlogsschip, bewapend met twintig kanonnen en bemand met honderd koppen, te zijner beschikking te stellen. Daarmede onderzocht hij de kusten van Zuid-Amerika, maar te vergeefs.

illustratie
charles huddon spurgeon. (Zie blz. 95).


Het eentonige, langzame zoeken deed zijne matrozen den moed verliezen. Gedwongen dag aan dag langs eene eindelooze kust de dregge uit te werpen, die nooit iets anders te voorschijn bracht dan zeewier en schelpen, begon deze ongewone arbeid hun te verdrieten. Overtuigd, dat zij met hun goed bewapend oorlogsschip, meer zouden winnen door het nemen van koopvaarders dan door het zoeken naar een schat, die reeds meer dan vijftig jaren verdwenen was, smeedden zij een complot, om hun bevelvoerder over boord te werpen en van de bekoorlijkheden van het zeeschuimersleven te genieten.

De scheepstimmerman, die zijn meester trouw was gebleven, verijdelde het complot, door er kennis van te geven aan William Phipps, die het oogenblikkelijk den kop indrukte door de aanstokers aan wal te zetten en zijn tocht te vervolgen. Maar zijne bemanning was geslonken en zijn schip beschadigd, zoodat hij genoodzaakt was naar Engeland terug te keeren. Zijn vertrouwen was evenwel ongeschokt en evenmin als vroeger twijfelde hij aan een goeden uitslag. Het rapport door hem aan de admiraliteit ingediend, eindigde dan ook met het verzoek om hem de middelen voor een tweede expeditie te verstrekken.

Men hoorde hem welwillend aan, doch weigerde het gevraagde ten stelligste. De oorlog dreigde uit te barsten. Engeland kon geen schepen missen. Toen begon voor William Phipps een tijdperk van vruchteloos smeeken en van tallooze moeielijkheden welke hij niet dan door rustelooze volharding te boven kwam. Eindelijk slaagde hij er in, den hertog van Albemarle over te halen, door wiens invloed zich een compagnie vormde. Opnieuw werd een schip bewapend en opnieuw vertrok Phipps naar de zuidelijke zeeën. Door de ondervinding geleerd, rijpten gedurende de reis zijne plannen. Hij vond de duikerklok uit en vervaardigde de eerste. Hij nam Indianen in dienst, die gewoon waren naar parelen te visschen. Een sterke sloep werd bestemd om in de baaien en inhammen door te dringen. Aldus voorbereid, begon hij zijne nasporingen, op hetzelfde punt, waar hij ze vier jaren geleden had moeten opgeven. Vele weken zocht hij, vastbesloten ditmaal eene mislukking niet te overleven, en zijn lichaam over te laten aan den Oceaan, die hem den zoo vurig begeerden schat onthield. Het denkbeeld van zelfmoord kwam bij hem op, op hetzelfde oogenblik, dat de Fortuin bezweek voor zijn volhardenden aandrang.

Eens, gebogen over de verschansing, ontwaarde

[pagina 98]
[p. 98]

hij iets, dat hij aanzag voor een zeewier van zonderlingen vorm; het dreef op de golven, alsof het werd vastgehouden door de spleten in de rots. Hij gaf een duiker bevel het te halen. Deze bracht hem weldra een stuk weefsel, geheel begroeid met zeeplanten, en berichtte hem verder, dat hij op een zandbodem iets bespeurd had, dat veel op een kanon geleek. In een oogenblik was het nieuws aan boord verspreid en was de geheele bemanning in gespannen verwachting op het dek toegesneld. William Phipps deed onverwijld de duikerklok gereed maken, waarin de meest ervaren Indiaan plaats nam. Na eenige minuten kwam deze terug met een staaf massief zilver.

‘God zij geloofd!’ riep Phipps uit: ‘Eindelijk hebben wij den schat gevonden en ons fortuin gemaakt.’ Inderdaad was zijn fortuin gemaakt, en de dynastie der Normanby's gegrondvest.

Men bleef volijverig zoeken. Officieren, matrozen, Indianen, allen spanden hunne uiterste krachten in, en binnen weinige dagen waren 300,000 pond sterling in staven goud en zilver van den bodem der zee aan boord gebracht.

Drie maanden later kwam William Phipps zegevierend te Londen terug, begroet door de toejuichingen van het volk dat opgetogen was over zijn geluk. Toch was nog eene laatste beproeving voor hem weggelegd. Zijn verbazende voorspoed had de begeerlijkheid van het Hof opgewekt. Karel II had geld noodig voor den oorlog en voor zijne minnaressen. Zijne raadslieden, er op uit om hem te believen en de hand te leggen op een schat, waarvan altijd iets voor hen zou overschieten, aarzelden niet, te beweren, dat die schat, volgens de wet, eigendom was van de Kroon, aangezien Phipps niet van te voren nauwkeurig de plaats had aangewezen waar het schip gezonken was en alleen de koning, krachtens zijn vorstelijk strandrecht, te beschikken had over de vondsten der schepen die zijn vlag voerden.

Weinig ontbrak er aan of Phipps ware beroofd geworden van de vruchten zijner inspanning, maar hij streed met evenveel moed om ze te behouden, als hij had gedaan om ze te verkrijgen. Karel II echter, rechtvaardiger dan zijne raadslieden, eerbiedigde niet alleen zijne rechten, maar verhief hem in den adelstand en benoemde hem tot groot-sherif van Nieuw-Engeland. Eenige jaren later werd hij bevorderd tot den rang van Gouverneur van Massachusetts, voerde aldaar het bewind met geestkracht en bekwaamheid en nam een schitterend deel aan de expeditiën tegen Quebec en Port-Royal. Voor dien tijd ontzaglijk rijk, maakte hij een oordeelkundig gebruik van zijn vermogen, kocht gronden aan, welker waarde na eenige jaren vertienvoudigd was, en liet aan zijne erfgenamen, de latere markiezen van Normanby, een der grootste fortuinen na van dat rijke Engeland, waar de inkomsten van een der pairs van het koninkrijk, den Hertog van Westminster, de som van f 24000 per dag overtroffen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken