andere streken van steenkolenmijnen, fabrieken, boter, kaas of wijndruiven.
Zonderling echter mag het genoemd worden dat Bern zoo ouderwetsch bleef, want hoewel zij officieel een ouderdom bezit van 700 jaar, zoo is eigenlijk van alles wat er in 1191 bij haar stichting gebouwd werd niets overgebleven dan de oude Dominicaner kerk, nu de ‘fransche’ genaamd. Den 14 Mei 1405 toch brandde de stad geheel af; alles wat er nu aan huizen en openbare gebouwen staat is van lateren, zelfs veel lateren, datum, namelijk uit het midden der 18e eeuw.
Het feit, dat de stad er nu toch zoo middeleeuwsch uitziet, moet daaraan te danken zijn dat de architecten zich beijverd hebben oude ideeën in hun nieuwe bouwwerken op te nemen; zij moesten voor de deftige patricieërs der stad groote huizen bouwen en voorzagen die van fraaie gevels en buitengewoon hooge vensters in den ouden stijl. Wat de stad echter haar bijzonder eigenaardig aanzien geeft, zijn de langs de hoofdstraten voortloopende arkaden of booggangen; deze moeten reeds vóór den brand hebben bestaan en zijn later op dezelfde wijze herbouwd.
Zooals men op de afbeelding der Krongasse met den zoogenaamden ‘Tijdklokkentoren’ zien kan, worden deze bogen niet gedragen door sierlijke zuilen, zooals men in verscheidene italiaansche steden, o.a. Boulogne vindt, maar maken door hun naar evenredigheid lage bogen, met de zware massa hunner korte pijlers meer den indruk van grotten, of ten
krongasse met den klokkentoren.
minste van iets massiefs; bevalligheid is trouwens iets wat de Berners niet bijzonder vereeren; misschien hangt deze smaakrichting nauw samen met hun groote voorliefde tot het dier in hun wapen - de Beer, die, op hoeveel goede eigenschappen ook bogende, zich nu juist niet beroemen kan tot de gracieuse beestjes te behooren.
Alles in Bern verraadt nog haar oorspronkelijke bestemming; zij werd niet gebouwd zooals onze residentiestad, het liefelijke 's Gravenhage, om de lusthof van een vorst te zijn, maar zij moest aan krijgskundige doeleinden beantwoorden, en tot nu toe geeft deze bestemming haar nog iets drukkends, iets sombers, dat misschien de oorzaak is der weinige sympathie, waarin zij zich, in vergelijking met haar zustersteden, verheugen mag.
Berthold V, uit het geslacht der Zähringen, is de stichter der stad; aan dezen Berthold, hertog van Allemanie en rektor van Bourgondië, was opgedragen den bourgondischen adel, die uit lastige, oproerige heeren scheen te bestaan, in bedwang te houden.
Niet beter meende hij zijn doel te kunnen bereiken, dan door vestingen te bouwen in de landstreek, die de bergketens der Alpen van die der Jura scheidden; onder deze werd Bern de sterkste; de keuze harer ligging doet den scherpen blik van hertog Berthold alle eer aan.
Op een smal, rotsachtig schiereiland ligt de stad, van drie kanten door de Aar, een snelstroomende rivier, omringd en dus reeds door de natuur versterkt; aan de vierde zijde vormt ook een natuurlijke loopgraaf de laatste versterking.
Nu echter heeft de stad zich naar die zijde verder uitgebreid, en als hertog Berthold eens terugkwam, zou hij verwonderd opzien, wanneer hij bemerkte hoe het tegenwoordig geslacht weinig eerbied meer heeft voor hetgeen hij vroeger als het belangrijkste van zijn vesting beschouwde, haar sterke poorten. Maar dit is nu eenmaal het lot der sterkste burchten; men denkt er niet meer aan hoe die wallen en loopgraven vroeger haar eenige bescherming waren tegen de aanvallen van ongemakkelijke, lastige buren; nu is men er meer op uit alle hinderpalen uit den weg te ruimen, die de vrije ontwikkeling eener stad belemmeren.
Bern had haar versterkingen vooral in de eerste eeuw van haar be-