O, die fooien!
Het is zaliger, te geven dan te ontvangen, - maar de beide oude heeren op onze plaat schijnen in die zaligheid niet veel smaak te vinden. Het is dan ook een gedwongen geven, en dáárop zal de boven aangehaalde uitspraak wel allerminst toepasselijk zijn.
o, die fooien! Naar J. Weiser.
Want al maakt de sluwe knecht ook nog zooveel strijkages en al is zijn domme glimlach ook nog zoo onderdanig, toch
dwingt hij juist door die strijkages en dien glimlach, en vooral door zijne in afwachting opgeheven hand, de twee deftige heeren om hem het offer te brengen, waarop hij recht meent te hebben. En het onfeilbare dwangmiddel dat hij bezigt, is: zijne speculatie op hun gevoel van fatsoen, van deftigheid, van wat men nu eenmaal tegenover zulke menschen aan zijn stand verschuldigd is. Zij zouden het brengen van dat offer wel kunnen laten, maar zij willen het niet laten, omdat het gebruik het nu eenmaal zoo meebrengt, - wat dus feitelijk hierop neerkomt, dat zij het toch eigenlijk
niet laten kunnen. En daarom mogen de achtbaar gepruikte reizigers aan de deur van dit voorname logement in zich zelven pruttelen