Vermakelijke prijsvragen.
Toen in het jaar 1720 te Lissabon de ‘Academie voor Portugeesche geschiedenis’ geopend was, stelde men tot prikkeling van de scherpzinnigheid der leden een reeks prijsvragen op, die wij tegenwoordig nauwelijks voor geloofwaardig zouden houden, indien het geene officieel gewaarborgde feiten waren. Hier volgen een paar proeven.
1e Prijsvraag: ‘Welk deel van het menschelijk lichaam is den Staat eeuwen lang volkomen onverschillig geweest, maar thans het onmisbaarst geworden?’
Antwoord: ‘De neus, nadat de tabak een regaal en de vruchtbaarste bron der openbare inkomsten geworden is.’
2e Prijsvraag: ‘Welk zintuig is edeler, het gezicht of het gehoor?’
Antwoord: ‘Ieder goed Christen moet aan het gehoor den voorrang toekennen, omdat de geheimenissen des geloofs zich niet aan het gezicht, maar aan het gehoor mededeelen, en omdat de Messias niet zeide: Zalig zijn die zien, maar: Zalig zijn die niet zien.’
3de Prijsvraag: ‘Is sedert Adam de lichaamsgrootte der menschen veranderd?’
Antwoord: ‘Neen’. (Hier ontbreken, helaas! in de acten de hoogst waarschijnlijk zeer potsierlijke bewijsgronden.)
4de Prijsvraag: ‘Wat is den mensch nuttiger, groot te zijn of klein?’
Antwoord: ‘Groeiden er diamanten aan de boomen, dan ware het goed, groot te zijn, om ze te kunnen afplukken; bestond het straatplaveisel uit paarlen, dan zouden wij klein willen zijn, om ze op te zamelen. Daar echter noch het een noch het ander het geval is, zal de middelbare statuur wel de beste zijn.’
En zulke dingen noemde men destijds wetenschap!