Alle handen aan het werk!
Het geldt een strijd op leven en dood; een ontzettende storm heeft het trotsche fregat aangegrepen, de orkaan loeit als uit duizenden vervaarlijke monden, hemelhoog slingeren de baren zich opwaarts, de wind buldert over den Oceaan en werpt het notedopje, dat zich op zijn weg durft bevinden, nu eens in de diepte, om het een oogenblik later op te stuwen als een berg zoo hoog!
Wie zijn het die 't wagen den toorn te tarten van storm en golven? Eenige mannen, slechts door weinige planken gescheiden van de matelooze diepte der zee! Ontzetting en angst heerschen op het schip, maar toch geeft men den strijd niet op, neen! alles moet beproefd worden, alles om het afgrijselijke lot te ontkomen, dat hun toegrijnst in elke verheffing der golven, hen dreigt in elken moordkreet der winden.
Alles kraakt, de trotsche masten buigen zooals zij het nog nimmer deden, zelfs niet in het statige pijnbosch, waarin zij zich eenmaal verhieven, de zeilen zijn gescheurd en fladderen als zegeteekenen van den woesten Stormgod langs het ontredderde touwwerk.
Toch is de moed der stoere mannen niet gebroken: de strijd staalt hun krachten, het gevaar doet hun borsten hooger zwellen, hoe zwaarder de kamp hoe roemvoller de overwinning, en het schip houdt den ongelijken strijd vol, den strijd van menschelijke kracht en menschelijken wil tegen de redelooze elementen, en de overwinning blijft onzeker, ja, zij schijnt zelfs den onvervaarden stuurlieden niet ongunstig. 't Is of de woede van den wind gaat bedaren, of de hevigheid van den storm vermindert; wel raast hij nog, wel geeselt hij onbarmhartig het arme schip, maar toch, het ervaren oog der varensgezellen ziet dat het ergste voorbij is, dat het nu slechts de naklanken zijn van het helsche concert dat daar straks onder het zwarte hemelgewelf werd opgevoerd; maar plotseling klinkt een stem nog somberder, nog wanhopiger dan zooeven die van den orkaan.
‘Een lek!’
De zee, onmachtig om den welbestuurden bodem in zijn wateren te verzwelgen, bedacht een ander, een verraderlijk en boos middel, zij trachtte binnen de veste te komen en door list te bereiken wat door geweld onoverwinbaar bleek, daar stort zij zich in de zijden van het schip. Zij zal het komen vullen, van binnen zal zij het bestoken en dan, dan.... is er aan geen redding meer te denken! Maar nog geven de