De Huisvriend. Jaargang 1890
(1890)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMilly's geheim.
| |
[pagina 37]
| |
gebruikelijken weg. Zij vleide hare bewonderende omgeving door een beroep te doen op hunne eigene vroegere peilen en maatstaven, die vermoedelijk hooger waren dan de hare. Werd dit of dat zus of zoo bij hunne mama's aan tafel of in de huiskamer gedaan? - niet dat men kon hopen, meer dan een aanwijzing te geven, maar iemands aanwijzingen konden daarom toch wel de juiste richting nemen. Zij was niets anders dan een navolgster, maar zij stelde een zeer hoogen prijs op goede modellen, als zij die kon machtig worden. Mrs. Dansken had een bepaald plan met deze vriendschappelijke raadplegingen, dat verre verheven was boven wat men uitsluitend de practische, zakelijke zijde harer natuur had kunnen noemen. Hare jongelui waren, zooals zij gaarne placht op te merken, nu eenmaal gewoon, zich na afloop der werkuren ijlings huiswaarts te spoeden, om bijtijds aanwezig te zijn aan de theetafel in de veelbesproken kleine zitkamer, die als 't ware aller gemeenschappelijk eigendom was geworden, wijl ieder, althans door zijn advies, aan hare stoffeering en inrichting had medegewerkt. Menigeen hunner zou, gedreven door zijne dwaze jeugdige spilzucht, er zeer gaarne op een meer tastbare wijze aan hebben medegewerkt, - doch op het stuk van geschenken aannemen, was de vrouw des huizes onverbiddelijk. Zij aanvaardde de hulp van lange armen en sterke ruggen, als er schilderijen en gordijnen moesten opgehangen worden, en van praatzieke tongen bij alle gelegenheden, wanneer hare eigene niet de ‘bestendig overheerschende’ kon wezen, - maar zij handhaafde steeds met de meeste kracht hare onafhankelijkheid van hunne zakken, uitgenomen natuurlijk de wekelijksche storting, waardoor zij haar eigen zak moest vullen èn nog iets overhouden bij wijze van appeltjes voor den dorst. No. 9 verkreeg langzamerhand de reputatie van een der deftigste huizingen uit het geheele kamp. Op de buitenzijde van een woning in Leadville kon men nooit eenige rekening maken; doch er bestond een verwoede naijver wat de betrekkelijke verdiensten der binnenhuizen betrof. De jongelui bluften met omzichtigheid; maar toch gaf dit aanleiding tot het praatje, dat Mrs. Fanny Dansken haren huiselijken kring aantrekkelijk maakte door middelen, welke veel krachtiger waren dan die der gewone commensalen-houdsters op de grenzen. Welbeschouwd zijn de invloedrijkste gaven juist die, welke een vrouw opgang doen maken onder andere vrouwen. Schoonheid of persoonlijke bekoorlijkheid vermogen oogenschijnlijk meer tegenover mannen; doch vrouwen weten, en mannen ontdekken, dat deze triomfen onbeteekenend en tijdelijk zijn, vergeleken bij het slechts door weinigen bezeten geheim van een aangeboren meesterschap over de hulpmiddelen van het moderne leven. De dames die in Leadville de rol van maatschappelijke baanbreeksters vervulden, begonnen Mrs. Dansken's ‘middagjes’ - met den moed eener onverschilligheid, die wel een weinigje aan het onbeschaamde grensde, had zij laten weten dat zij 's Zaterdagsmiddags ‘thuis’ was - te erkennen als een der instellingen van het kamp. Gezwinder dan ooit misschien repten Mrs. Dansken's jongelui, voor zoover zij er eenigszins tijd toe konden vinden, op den ‘dag’ hunner ‘kostvrouw’ zich huiswaarts, ten einde niet verstoken te blijven van het streelende genot om kopjes thee en schaaltjes beschuit rond te dragen, die zij achtereenvolgens zelf ledigden, en later over hunne dienstverrichtingen te gichelen met hunne gastvrouw, in de al te schaarsche en al te korte oogenblikken rondom het vuurtje in de huiskamer, tusschen de invallende schemering en het sein voor het diner. Zij bezwoeren elkander, dat zij het beste vrouwtje van de wereld was, - de rechte vrouw op de rechte plaats; en daar zij de rechte mannen op de rechte plaats waren, kon er geen verschil rijzen over elkaars wederzijdsche geschiktheid. Al de schertsende, guitige veranderingen van haar vroolijk, kloekmoedig gezichtje kenden zij reeds van buiten. Het was volstrekt geen bijzonder merkwaardig gezicht, als men het trek voor trek beschouwde; maar toch hield het iemands belangstelling gaande. Mrs. Dansken bezat juist dat eigenaardige voorkomen, zoowel wat haar gelaat als hare gestalte betrof, dat als voor het costuum van haren tijd geknipt was, onverschillig door welke mode dat costuum ook werd voorgeschreven. Hiermede is niet gezegd, dat zij misdeeld was van individualiteit, maar wel dat hare individualiteit zich kenmerkte door eene lenigheid en eene zekere gehardheid, die haar voldoende in staat stelden om zich te verheffen boven sommige toevallige indrukken, die dat costuum op den beschouwer maakte. Zij had buitengewoon kleine handen, welgevormd volgens het begrip dat men eigenaardig Amerikaansch heeft genoemd, en zij wist er zich met bekoorlijke gemakkelijkheid van te bedienen. Zij waren eigenlijk nog aangenamer om te bespieden dan haar gelaat; en de jongelui verzekerden haar dikwijls, dat zij een tweede kop koffie bij het ontbijt altijd als iets zeer begeerlijks beschouwden, om redenen van aesthetischen aard. Het spreekt natuurlijk van zelf, dat haar naam zich in Oostelijke richting verbreidde met eene buitensporige ophemeling van hare voortreffelijke eigenschappen: wijdloopig verheerlijkt in brieven aan moeders en zusters, die deze merkwaardige vrouw bespraken met een soort van twijfelzucht, wat in de gegeven omstandigheden maar al te verklaarbaar was, en die zich hoofdschuddend afvroegen of zij wellicht evenveel bekoorlijkheden als deugden bezat. Dat Mrs. Dansken's proefneming met zoo goeden uitslag bekroond werd, lag hieraan, dat zij - om in de taal van het kamp te spreken - er zichzelve bij had ingezet voor al hetgeen zij waard was. De moeders hadden geen reden van angstige onrust; het was Mrs. Dansken volstrekt niet om de dierbare zonen dier moeders te doen, maar alleen om een weinigje van hun dierbaar geld. Dit puikje der huisvrouwen dacht er in de verste verte niet aan, zich ten koste van hare jongens, zooals zij ze noemde, te verrijken op eene wijze, waardoor zij per slot van rekening zeer slechte zaken zou gemaakt hebben. Wat dwaasheden van ernstiger aard aangaat: Mrs. Dansken was een knappe vrouw, van omstreeks vierendertigjarigen leeftijd; het huwelijk op zich zelf had geen illusiën voor haar, en zij zou er evenmin aan gedacht hebben om het overblijfsel van haar gelaatskleur aan een rozeroode muts | |
[pagina 38]
| |
op te offeren, als om zich voor het overig deel haars levens te onderwerpen aan de minder aangename samenwoning met een echtgenoot, die blijkbaar veel jonger dan zij was. De leeftijden harer jongens waren allerbekoorlijkst, - maar het waren geen leeftijden die overeenkwamen met haren eigene. Nu, dit alles pleitte slechts voor haar gezond verstand en haar goed geloof. Zij wist dat zij zich bevond in een land van opgeschroefde woorden, waar knollen even goed waren als citroenen, zoolang men laatstgenoemden nog niet krijgen kon; maar zij verlangde volstrekt niet, voor iets meer door te gaan dan voor het rechtschapene, slimme knolletje dat zij was, en een knolletje van het laatste jaar bovendien. Hare jongelui waren, zooals zij bemerkte, er meer op aangelegd om bedreigd te worden door de tragische ontgoochelingen der plaats, dan door hare goedkoope verzoekingen; en kloekmoedig nam zij het besluit, dat zij, zoo de gelegenheid er haar toe gegeven werd, even loyaal voor hen zou zijn, als zij voor haar waren geweest. Inmiddels verzorgde zij hen met de grootst mogelijke toewijding. Zij draafde her- en derwaarts, de geheele stad door, om de een of andere verrassing voor die grage eters op te sporen. Iedere negotiant en winkelier der stad kende haar en hield van haar, niet alleen om hare aangename, vleiende manieren, maar ook om hare scherpzinnigheid in het onderscheiden tusschen een namaakseltje en een echt koopje, ook al werd het eerstgenoemde op de uitlokkendste manier aangeboden. De lichtzijde van haar karakter kwam uit in den zonneschijn van vriendelijke, bewonderende blikken en van de ridderlijke waardeering, die zij zich verworven had, - en wel door de wijze waarop zij zaken deed. Het was juist het succes dat zij zich had voorgespiegeld; alleen was het nu nog zooveel bekoorlijker. Hare jongens hadden haar leven ontdaan van al het egoïstische en geldzuchtige, en een waas van grootmoedigheid geworpen over haar klein, onopgesmukt programma. Toen de dames, die voor het nieuwe ziekenhuis werkten, zich ook bij haar voor eene bijdrage aanmeldden, beduidde zij haar, dat zij het te druk had om te werken en te arm was om geld te geven; maar zij gaf haar tevens de verzekering, dat zij met haar mede arbeidde op hare eigene wijze, door mannen buiten het ziekenhuis te houden en buiten de plaatsen die er de voorportalen van zijn. Het was gelukkig voor Mrs. Dansken, zeiden de dames tot elkander en vervolgens ook tot andere dames, dat zij de gelegenheid had om hare zaken en hare liefdadigheid op zulk een geschikte manier te vereenigen. Hare kleine snoeverij ging in telkens wijder kring van mond tot mond en kwam eindelijk en ten laatste ook haren jongens ter oore, tot haar zeer groot leedwezen. Zij dreven de grap niet te ver, wijl zij zagen dat het geval haar onaangenaam aandeed. Het kwam dan ook werkelijk nooit of nimmer in haar op, zich te beroemen op iets dat zij voor hen deed. Zij betaalden een aanzienlijken prijs voor het allerbeste dat zij in staat was hun te verschaffen, en het stuitte haar tegen de borst, aan hare tevredenheid over haar eigen aandeel in den koop ruchtbaarheid te geven. Toch was er één dienst, waarmede zij hen openlijk bedreigde, als de gelegenheid het meebracht. Het was een deel harer verplichtingen, zoo verklaarde zij, hen in de omgeving, werwaarts zij geroepen was, te beschermen - bij afwezigheid van hunne vrouwelijke familieleden en van wettige voorwerpen hunner genegenheden - tegen het Westelijke huwelijk, dat in de uitkomst reeds zoo dikwijls noodlottig voor Oostelijke jongens is gebleken. ‘Niet alleen dikwijls, maar ik zou bijna durven zeggen altijd,’ liet zij er op volgen. ‘Aan Oostelijke vrouwen moge in het Westen behoefte bestaan, maar aan Westelijke vrouwen heeft men in het Oosten nimmer behoefte. Waarom? Omdat er daar reeds vrouwen genoeg zijn, - vrouwen die er zich geacclimatiseerd hebben, naar lichaam en ziel. En hoe loopt het af? Of gij verloochent uw Oosten ter wille van uwe vrouw, óf uwe vrouw ter wille van uw Oosten!’ ‘Er schijnt nog al vrij wat verloochening bij in 't spel te wezen, van welken kant men de zaak ook bekijkt!’ schertste Hugh Williams, de krachtige en kalme vrijgezel van het gezelschap, te midden der algemeene stilte, die op Mrs. Danskens woorden volgde. ‘Neemt u zelven in acht, beste jongens! en gaat huiswaarts en trouwt met uwe eigene meisjes, tot geluk van alle daarbij betrokken partijen. En ik zal er de zegenbeden uwer bezorgde ouders mede verdiend hebben!’ ‘Maar hoe weet gij eigenlijk, dat eenigen onzer juist herwaarts zijn getogen ter oorzake van onze eigene meisjes? Hebben wij wel meisjes, in het Oosten of het Westen?’ vroeg Williams. ‘Hoevelen uwer, - dat zou ik wel eens willen weten! Laten de vrije jongens onder u hunne handen eens opsteken!’ Met een soort van wedstrijd in het opsteken van handen werd die oproeping beantwoord. Elk paar handen in de kamer ging omhoog, onder een uitbundig gelach, - elk paar, op één na. Met een bloedrood gelaat was Frank Embury eensklaps opgesprongen, om het vuur op te poken. ‘Och, mijn arme jongen!’ dacht Mrs. Dansken, toen zij zag, dat juist haar lieveling door den pijl van het toeval getroffen was. ‘Gij zijt de éénige, op wien ik een wakend oog zal moeten houden!’ | |
III.Omstreeks dezen tijd, het voorjaar van 1880, waren er in het kamp geen meisjes, die men met fatsoen noemen kon, en niet meer dan een dozijn getrouwde dames. Vier dezer jeugdige matrones bevonden zich ten huize van Mrs. Dansken op een harer Zaterdagen, terwijl de jongelieden thuis waren, die zooveel mogelijk partij trokken van hunne bescheiden voorrechten. Een hunner, een knap blond mannetje, Blashfield geheeten (een soort van allemansvriend, hoofdzakelijk wegens de ongekunstelde wijze waarop hij zich aan de algemeene spotzucht wist prijs te geven en zich met engelengeduld dit lot kon getroosten, wanneer het hem trof), deed zijn uiterste best om danswijsjes voort te brengen op een viool, terwijl de dames - uit New-York, of Chicago, of St. Louis, al naar het toeval meebracht - zich van haren kant evenzeer inspanden om, steeds met elkaar in 't rond stappend, de dansen te beproeven, die toen in de mode waren. De jongelui zaten onrustig toe te kijken, | |
[pagina 39]
| |
luidkeels bewerende dat het op die wijze nooit lukken zou; en de dames werden ten slotte gescheiden en verdeeld, zoover als het gaan wilde, onder het óvertalrijke heerenpersoneel. Blashfield's muzikale voordrachten werden met zóóveel ondankbaarheid ontvangen, dat hij plotseling zijn viool neerlegde en zijn aandeel vroeg in den dans, op muziek die dan maar door zijne critici geleverd moest worden. Eene der dames trok daarop hare handschoenen uit en speelde met veel gloed en hartstochtelijken nadruk eenige walsen op Mrs. Dansken's gehuurde piano. Nu was op eenmaal het ijs voor goed gebroken. De gelukkige matrones, blozend als schoolmeisjes in de zeer warme kamer, gingen stilzwijgend van hand tot hand, terwijl er op het laatst niets anders gedaan werd dan dansen. Het late voorjaarsschemerlicht, verlengd door de teruggekaatste helderheid der sneeuw, verdween allengs - en nog altijd woelde en krioelde 't er alles dooreen bij het schijnsel van het vuur, met een potsierlijke beweging van schaduwen, die langs de muren boven hunne hoofden huppelden. De geest der vreugde was nog niet geweken toen de dames huiswaarts togen, ieder aan den arm van een echtgenoot, die haar was komen afhalen, terwijl Ann, haar hoofd om den hoek van de deur der eetkamer stekend, de vraag deed hooren: ‘of er van avond soms nog tijd zou te vinden zijn om te eten?’ Dit was de oorsprong van een reeks danspartijen, die, met den onvermijdelijken spotlust bij alles wat het kamp toentertijd deed, den naam kregen van het ‘Assembly.’Ga naar voetnoot1) De samenkomsten hadden plaats om de veertien dagen, in de eetzaal van het nieuwe hotel; en hier deden dan op de Assembly-avonden de Cymons en Coelebs van een ruw menschengeslacht - in flanellen hemden, het moet erkend worden, en ‘hun eigen haar dragend’ - aanzoek om de handen van de levendige Jocasta's en Pamela's, in costumes die zij zonder schroom konden opofferen aan den nieuwen dennenhouten vloer van het Clarendon-hotel. De dames vonden het vermakelijk en streelend, dat zij weder eens behandeld werden als jonge meisjes die haar eerste bal bezoeken. Het behoorde tot de kleine dwaasheden der plaats, dat deze bescheidene en tot hiertoe onopgemerkte dames zich tijdelijk tot vertegenwoordigsters der vrouwelijke idée zagen aangesteld. Het was eene aangename verantwoordelijkheid zoolang zij duurde, en misschien was het ook goed dat zij niet langer duurde, - want dit ontwikkelingstijdperk eener nieuwe maatschappij, wanneer gehuwde vrouwen zonder blikken of blozen de plichten van jonge meisjes waarnemen, is een der kortsten. Vóór de herfst aanbrak, was er veel van de naïeveteit te loor gegaan. De tijd van onderlingen naijver en van kieskeurigheid had een aanvang genomen. Toen de dames allengs meer pracht begonnen ten toon te spreiden, werden zij openlijk gecomplimenteerd over hare costumes, die zooveel bijdroegen tot den roem van het kamp, en aan de verschijning van den eersten zwarten rok werd een gemengd nieuwtje in de courant gewijd. Ook waren er nog grooter veranderingen, die deden zien hoe in de nieuwste maatschappij de oude proefnemingen herhaald worden in de volgorde, waarmede de geschiedenis ons vertrouwd heeft gemaakt. Het kamp verdeelde zich in clubs. Zoo had men er de ‘IJzermijn-Club’, de vermaarde ‘Chrysolita-Club’, de ‘Avondster-Club’, enz. Chicago had zijn club, en St. Louis en New-York óók; en de maatschappij van het kamp, samengesteld uit deze Bonden met hunne onderscheidene volgelingen, deed het tijdperk der oligarchie herleven, onder omstandigheden - dit moet erkend worden - die aan de Renaissance iets boertigs gaven. Die schilderachtige maar oudmodische manier van doen werd wellicht door de aanwezigheid van het aristocratische element in buitengewone mate bevorderd. Er waren vele jonge Zuidelijken, afkomstig uit familiën die de oorlog in tegenspoed en armoede had gedompeld; deze brachten de feudale begrippen en de behoefte aan persoonlijke onderscheiding mede. Er waren zonen van Noordelijke familiën, in denzelfden geest van exclusivisme grootgebracht, maar toch meer met de neiging tot een practische opvatting van het leven bedeeld. Die jonge heerschappen, althans velen hunner, waren voor het oogenblik genoodzaakt hun eigen hout te hakken, hun eigen middagmaal te koken en hunne eigene kleederen te herstellen; maar zij deden al deze dingen tot hunne eigene verbazing en tot bewondering van hunne vrienden, zoodat zij zich niet in het minste of geringste vereenzelvigden met de hoedanigheid of de positie van een werkman. Geen der maatschappelijke hulpmiddelen van het leven op de grenzen zal ooit in tooverkracht evenaard worden door de ‘club.’ Geen dezer illustreert zóó volkomen het jongens- en meisjes-element, dat zoo duidelijk uitkomt in het leven van het Nieuwe Westen, - het Westen met zijn mijnen en ingenieurs en militairen, niet het landbouwende Westen. Zij doet een beroep op de instincten: loyauteit en persoonlijk initiatief in mannen, en trouw en concentreering van gevoel in vrouwen. De vrouw, die, zooals de ‘Pilgrim's Scrip’ zegt, ‘waarschijnlijk het laatste zal zijn, wat door den man beschaafd wordt’, is in het oogloopend gelukkig in een club, en is daar nooit meer zich zelve, - want zich zelve te verliezen, staat voor een vrouw gelijk met zich zelve te vinden. Wanneer een Oostelijke vrouw naar het Westen gaat, wordt zij als door één en denzelfden ruk gescheiden van haar familie, hare verwanten, hare traditiën, haar kring, hare genegenheden, van welken aard of naam ook, en van alles wat haar tot hiertoe in de gelegenheid heeft gesteld om de scherpe hoeken en kanten van haar karakter zoo min mogelijk te doen uitkomen: - de steun, de verklaring, de vergoêlijking, als zij die noodig heeft, voor hare persoonlijkheid. Plotseling ziet zij zich nu geheel alleen staan, in het volle licht van een nieuwen levenskring, waar geen traditiën bestaan en geen achtergronden te vinden zijn. Al hare kanten en hoeken komen dan scherp uit, terwijl er van hare fijnere trekken niets te bespeuren valt. Het bezit van een echtgenoot is niet voldoende om haar minder in 't oog te doen vallen; hij is niets anders dan een tweede figuur, naast de hare in de ledige ruimte geplaatst, ja, dikwijls dient hij slechts tot een tweede mikpunt voor aanvallen. Hoe eer hoe liever tracht | |
[pagina 40]
| |
zij zich zelve te verliezen in de club van haren echtgenoot. Volgaarne onderwerpt zij zich aan alle beperkende bepalingen, zoo die haar slechts helpen onttrekken aan de algemeene waarneming, die natuurlijk met een algemeene critiek gelijk staat. En zóó geruststellend is het gevoel van steun, zulk een gewaarwording van bevrijding geeft de halve duisternis, zóó prikkelend werken de vertrouwelijkheden en de innige vriendschapsbanden van zulk een intiemen kring, dat men er zich volstrekt niet over behoeft te verwonderen, indien deze voorrechten slechts met eenigen naijver aan anderen worden toegestaan, en wel alleen aan dezulken, die evenzeer in staat geacht kunnen worden om ze te beschermen als om ze te genieten. Want men begrijpt wel, dat niet Jan-en-alleman geschikt is om tot een club te behooren. Het is een quaestie van temperament, van afkomst, van godsdienst zelfs, van vorderingen in de lessen der menschelijkheid. Het element dat van praatjes op straat houdt en toch niet gaarne bepraat wil worden, het achtbare Samuel Pepy's element, zal er buiten blijven; zoo ook het element dat zijne vrienden gebruikt voor bijoogmerken; evenzoo het element dat naar populariteit jaagt - de leden van een club zijn nooit populair; zoo ook het meerendeel van het grofste en het scherpste, het meerendeel van het menschelijke en democratische in ons moderne leven. De club is de vesting op den heuvel, opgesteld tegenover de rumoerige, zonnige, praatzieke straten van de groote, vrije stad op de vlakte. Toch zal zij vele jaren lang op de feudale grens blijven bestaan. (Wordt vervolgd.) |