Daarop liep de ridder in de richting van de vrouwe,
die evengoed wel van hem gecharmeerd was vanwege zijn edel voorkomen. Zij
groette hem, hij groette haar.
Toen sprak de ridder: ‘Ik kan de minnepijn in mijn hart niet
langer verbergen; ik heb u lief, ik kan het niet voor me houden. Ik zal moeten
wegkwijnen in mijn liefde voor u.’
De vrouwe antwoordde op vriendelijke toon: ‘Och ridder, heer,
werkelijk, ik wil u getrouw ter beschikking staan, precies zoals het u behaagt.
Alle deugden zult u bij mij kunnen aantreffen, als u wijs en verstandig te werk
gaat.’
Dit zei de edele vrouwe, maar haar echtgenoot wilde ze boven alles
trouw blijven, zo dat in haar vermogen lag. En hoewel zij de ridder genegen
was, liet ze niet het achterste van haar tong zien, doch sprak vervolgens:
‘Och, edele en achtenswaardige ridder; reeds lang wil ik iets in het
bijzonder graag weten. Als u mij hierover zou kunnen inlichten en onderwijzen,
dan zal mijn liefde u ter beschikking staan.’
Toen de ridder dat hoorde, werd hij met blijdschap vervuld. Hij zei:
‘Vrouwe, ik zal mijn verstand scherpen op uw vraag, opdat ik uw liefde
kan verkrijgen. Leg mij de kwestie voor.’
‘Heer ridder,’ sprak de vrouwe, ‘het zij zo! U
moet hier in alle oprechtheid goed op studeren en diep over nadenken: wat is de
hoogste deugd in de liefde, die evengoed strookt met Gods normen als met de
wereldse normen? En indien u het weet, moet u er ook naar handelen... Als u
verstandig bent, neemt u lang genoeg de tijd. Daarna komt u, rein van gemoed,
naar de mooie fontein achter ons hof in het parkje. Ik zal er ten volle bereid
zijn mij aan uw wensen te onderwerpen - wat er ook van komen mag -, indien u
zich aan de afspraak houdt en de hiervoor gestelde vraag kunt
beantwoorden.’
De ridder, die niets liever hoorde, zei: ‘Edele vrouwe, ik
neem drie dagen bedenktijd, al lijkt me dat wel wat lang.’
De vrouwe antwoordde zonder de minste aarzeling: ‘Het is beter
lang gewacht, dan al in haast verloren. Drie dagen is te