voegd verklaar, zoo meen ik echter mijnen landgenooten geenen ondienst te zullen doen door dezen
HOLLANDER,
ZOO ALS 'ER VELEN ZIJN.
Niets toch is er betamelijker, dan de eer van onze eigen Natie optehouden, en het voor den vreemdeling overtelaten, hare zwakke zijde, (zoo als maar al te dikwerf het geval is) op eene bespottelijke wijze, aan den dag te brengen.
De tegenwoordige toestand der Hollandsche Natie komt mij voor, dat meer ernst dan spot vordert, en vooral komt het mij voor, dat het geenen Vaderlander betaamt, eene Natie in een belagchelijk daglicht voortestellen, wier eigen Vorst onder hen geboren en opgevoed geworden is, en wiens voornaamste bedoeling is, den alouden roem der Hollanders te doen herleven, als in de dagen zijner doorluchtige voorvaderen. -
Men leze en beoordeele dit Stukje, met dat Vaderlandlievende gevoel, 't welk den steller bezielde, welke zich maar al te wel verzekerd houdt, dat de kundige beoordeelaar daarin vele gebreken zal aantreffen.
DE SCHRIJVER.