Den Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift
(ca. 1745)–Anoniem Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
Niet jonk, nog ook te oud,
Niet bloô, nog ook te stout,
Maar altyd even vrolyk;
Ach! was ik met haar getroud.
2.
Haar oogjes als twee Zonnen,
Die hebben myn verwonnen,
Mits ieder straaltjen was
Voor my een Spiegel-glas,
Haar neusje zeer wel besneên:
Zwyg Paris van uw' Heleen,
Hier is het pronk der Maagden;
Wel waardig aangebeên.
3.
Haar lonkjes, haar lachjes,
Haar borsjes heel zagjes,
Haar lieffelyke taal,
Ik roem het altemaal.
Ja als den Donderaar
Haar zag, liep zy gevaar,
Hy zou haar ligt schaken,
Of 't een Europa waar.
4.
Haar krulletjes, haar lokjes
Zyn als zilv're Vlokjes,
Haar tandjes als yvoor;
Ach! dat zy my verkoor
Al tot haar Deel-genood,
Ik zoenden haar dood,
Ach! mogt ik haar omermen;
| |
[pagina 31]
| |
Ik ga van Liefden groot.
5.
Laat zy my maar gebieden,
Het zal terstond geschieden,
Dat zweer ik by de Maan
En by den Occeaan,
Gun my dan, God der Min,
Dat ik genaden vin,
Om in den Egt te leven,
Met die zoeten Engelin.
|
|