Deze maand
Deze maand volstaat de vaststelling dat het een leerzame en zelfs enigszins opbeurende zomer was. Dan bedoel ik niet dat ampel duidelijk werd dat de mens nog immer voor de mens een wolf is, en dat het ook nog niet erg wil vlotten met de wederopstanding van de westerse beschaving. Neen, hier wil ik wijzen op de lichtpuntjes die vielen te ontdekken ergens ver weg van al die ongelezen zomerkaternen en onbekeken herhalingen van praatprogramma's op de televisie.
De afgelopen maanden bleek immers opnieuw dat het bepaald geruststellend is dat weinig zaken zo reinigend werken als de loop der geschiedenis. Het verleden is een gehaktmolen waarin pretenties, ego's en geloofsartikelen vermalen worden tot wat ze zijn: verkeerd begrepen humor. U hoeft slechts terug te denken aan het aplomb waarmee in 2008 de hooggeleerde Olivier Blanchard (thans hoofdeconoom van het imf), verzekerde: ‘de staat van de wereldeconomie is goed’, vooral omdat er ‘brede overeenstemming bestaat over de te volgende economische koers’. Vijf jaar eerder had Robert Lucas, voorzitter van de American Economic Association, vastgesteld dat ‘het vraagstuk van het voorkomen van economische neergang nu is opgelost’. En in 2004 onderstreepte Princeton-hoogleraar Ben Bernanke, nu voorzitter van de Federal Reserve Board, het ‘immense succes’ van de economische politiek van de Verenigde Staten.
Wat een troost biedt de tijd! Men hoeft slechts te wachten, en onherroepelijk wordt iedereen lachwekkend. Op dit moment beschuldigen dezelfde economen elkaar briesend van ‘sprookjes’, ‘intellectueel faillissement’ en ‘waardeloze prietpraat’. Echt bemoedigend, kortom, voor de modale burger die net op het punt stond te investeren in een abonnement op een literair tijdschrift.
Zulks is overigens een goede geldbesteding, indien het klopt dat zeldzaamheid leidt tot toenemende waarde. Juist nu ‘het nieuwe boekenseizoen’ feestelijk is geopend, werden nieuwe gegevens bekend over de schaarste in het leesgedrag van mensen die moderner zijn dan u en ik. In de Verenigde Staten is het aantal krantenlezers sinds 1980 met twintig procent gedaald, en dat is inclusief de online lezers. Begrijpelijk wellicht, want de vaardigheid om een hoofdredactioneel artikel te doorgronden, nam in die tijdspanne af van vijftien naar minder dan dertien procent van de Amerikaanse bevolking.
U hoort mij niet zeggen dat de economische crisis met verminderde leesvaardigheid te maken heeft, maar zeker is wel dat onderzoekers de ontlezing in Nederland als nog radicaler zien dan in de VS. Het gegeven dat Nederlandse hoger opgeleiden thans minder tijd aan lezen besteden dan een mulo-scholier in 1960 wordt dikwijls aangehaald bij neurologisch onderzoek waaruit blijkt dat het brein van lezers complexiteit beter begrijpt dan het brein van televisiekijkers, Blackberry-verslaafden en Facebook-adepten. Er zijn zelfs serieuze geleerden die de opmars van de digitale media zien uitmonden in een nieuw tijdperk van ‘oraliteit’. Zij bedoelen wellicht dat Hollands Maandblad binnenkort per lettergreep dient te worden voorgelezen via een YouTube-filmpje.
Iets zegt mij dat het zover niet zal komen, vooral omdat de louterende tijd ook deze inzichten zal vermalen. Als het zover is, zult u het als eerste lezen. - bb