Quo vadis (I)
door Vrouwkje Tuinman
In Noord-Londen staat een rozenstruikje. Nu ja, er staan hier een heleboel rozenstruikjes. Sommige zijn zo groot dat ze een monumentale zuilengang begroeien. In de zomer is het een feest van kleuren en geuren. Maar het is nu winter, alle beplanting is teruggesnoeid en aan niets is te zien dat dit ene rozenstruikje meer gelijk is dan de andere.
De uitvaart van acteur Peter Sellers is niet helemaal gegaan zoals hij had gepland. Het idee was dat een flinke brassband het door hem gehate In the mood zou spelen. Het werd een schel tetterend bandrecordertje. Sellers vele echtgenotes huilden. Zijn collega's ook, van het lachen.
Sinds 1980 ligt de as van Sellers onder dit rozenstruikje. De vrouw die een paar jaar terug een plekje naast hem reserveerde, kan toen nauwelijks acht geweest zijn. Ze is Amerikaans, jong, in de kracht van haar leven. En toch wil zij straks zo dicht mogelijk bij plot nummer e39802 komen te liggen. In dezelfde grond. Bij hem, zei ze tegen de beheerder.
Eric Willis was er in 1980 niet bij. Hij was destijds loodgieter. Pas op latere leeftijd - toen hij zich te oud voelde om de hele dag door Londen te scheuren - kwam hij hier werken, bij Golders Green Crematorium. Aanvankelijk werd zijn sollicitatie afgewezen. Een jonger iemand kreeg de baan van terreinbeheerder. Maar die hield het slechts een halve dag vol. Bang voor geesten. Bang voor de ovens. Bang voor de dood. Dus mocht Willis aan de slag.
Met zijn enorme sleutelbos komt hij overal binnen waar de gewone bezoeker niet bij kan. Ik loop achter hem aan een van de mausoleums binnen. Een spaarlamp gaat aan. Sigmund Freud ligt hier in een eigen nis. Beter gezegd: de bedenker van de psychoanalyse woont hier in een vaas. Met zijn vrouw. Eerst stond het ding jaren in zijn werkkamer en keek hij ernaar. Later stopte men de drie, vier kilo die van hem over was erin. Nog later kwam de drie, vier kilo van zijn vrouw Martha erbij. Daarna werd de vaas dichtgemaakt.
‘Raak hem maar aan,’ zegt Willis. En: ‘Toe maar.’
Met rechts doet hij voor hoe je je hand om de vaas kunt vouwen. ‘Dit is het dichtst dat je ooit bij hem zult komen.’ Hij knikt ter aanmoediging.
Mijn linkerhand gaat naar de urn toe. Die is koel en glad. ‘Goed zo,’ zegt de beheerder. Samen omvatten we Freud. Naast hem staan diverse vrienden en familieleden, zoals zijn dochter Anna. In doosjes en kistjes. Die zijn zo neergezet dat je goed kunt zien wie waarin zit. Anders gaan bezoekers de doden te veel oppakken en verschuiven.
Een keer of drie per week krijgt Freuds urn bezoek. Er zijn mensen die er steentjes naast leggen. Die gebeden in andere talen prevelen. Mensen die knielen. Die moeten huilen, boos worden, verhalen vertellen. Willis denkt dat het feit dat de as zich boven de grond bevindt maakt dat mensen er mee om gaan alsof het een persoon is, die toevallig even niks terugzegt.
Zelf is de beheerder altijd bereid tot conversatie. Gaandeweg is zijn taak deels verschoven van de gebouwen naar de bezoekers. Neem Harvey. Die komt al twintig jaar elke dag langs bij zijn overleden vrouw. Of Pauline, groot fan