Op de stang
door M.C. Brands
Op een winteravond in 1962 had Belcampo voor een van zijn soirees Gerard Reve naar Groningen uitgenodigd. Destijds bestonden in Groningen verschillende cercles waar men elkaar op lezingen of recitals vergastte. Een vriend had me uitgenodigd om mee te komen naar het mooie oude huis van Belcampo, die ik kende als dokter Schönfeld Wichers, onze studentenarts. Die avond zou Reve daar voorlezen uit recent werk.
Ik reed op de fiets naar Schuitendiep 31, dicht bij de Prinsentuin. Jaren eerder had Schönfeld Wichers mij eens bezocht voor een consult in mijn studentenkamer. Hij had toen meteen geconstateerd dat het ernstig met mij gesteld was: ‘Het is tijd om een echte dokter te raadplegen’ luidde zijn diagnose. Belcampo was een zachtzinnige, literaire arts die zichzelf niet zag als iemand die zich met zwaardere ziektes moest bezighouden.
Op het Reve-avondje deed hij zelf de deur open en stelde de gasten voor aan grootheden als Vasalis en andere literaire figuren uit het noorden. Nadat Gerard met aanzienlijke vertraging was gearriveerd, begon hij meteen met zijn verhaal.
Kort nadat Reve was begonnen met voorlezen, werd Belcampo aan de telefoon geroepen. Op een studentenfeest was een feestvierder onderuit gegaan met een onstelpbare bloedneus. Of de dokter maar snel wilde komen om erger te voorkomen. Ik hoor Belcampo nog aarzelend uitleggen dat deze oproep hem slecht uitkwam, omdat zijn huis vol zat met gasten. ‘Blijf doorgaan met het stelpen, gebruik watten of schoon wc-papier.’ Maar de beller - naar later bleek een gereformeerd vasthoudende, jonge doctorandus - liet niet los, en stelde voor om dan maar alle gasten mee te nemen naar het feest op de Spilsluizen. De plek des onheils was immers dichtbij.
Belcampo legde de kwestie voor aan de genodigden en het gezelschap besloot om zichzelf tijdelijk te verplaatsen richting bloedneus. Meteen kreeg ik - hoe weet ik niet - Vasalis op mijn fiets te vervoeren. Resoluut besloot zij: niet achterop, maar voor op de stang. Nu ja, zij fluisterde: ‘Mag ik bij jou op de stang?’ En wie kan zoiets weigeren? Zij had geen ander vervoer, autorijden had ze nooit geleerd.
Het werd een gezellige korte rit, waarbij ik alle zeilen moest bijzetten om mijn evenwicht te bewaren. Zij bleef onderweg maar fluisteren dat het heel goed ging: dezelfde woorden waarmee zij waarschijnlijk haar jonge psychiatrische patiënten moed probeerde in te spreken.
Net toen we in het feestgedruis arriveerden, was de bloedneus gestelpt. We zagen meteen dat hier een precieze jongen een feest had georganiseerd waar zijn ouders van gegruwd moeten hebben. Een begin van de moderne onzedelijkheid was in 1962 ook in de stijve kringen aan het doordringen. Het was nog net voor de dijkdoorbraak van de Nederlandse secularisatie, die zeer laat over onze natie kwam en daardoor met des te grotere intensiteit het laagland overspoelde. Maar de tekenen waren al zichtbaar dat het tij aan het keren was. Op dit feest werd wilde muziek gedraaid, klef gedanst, en alom vonden vrijpartijen plaats, alles