alcoholvrije prosecco. Aldus dwaalden mijn gedachten te midden van het literaire gekout naar de uitdrukking manus manum lavat (‘de ene hand wast de andere’), waarbij de ene hand ‘leidend voorwerp’ is en de andere hand ‘lijdend voorwerp’, doch de menselijke waardigheid het meest lijdt van al. En zo kwam ik onherroepelijk bij het eigenlijke onderwerp van deze maand vol chaos, bloedvergieten en sociaalpolitieke desintegratie.
Niets nieuws onder de zon, zult u zeggen, maar dat zou Lucius Annaeus Seneca, want over hem wil ik het hebben hier, niet met u eens zijn geweest. Ik bedoel dan Seneca Maior (de Oudere), die leefde tussen 55 v.o.j. en ca. 39 n.o.j. Hij was de vader van de gelijknamige en bekendere filosoof Seneca en was ook grootvader van de eveneens bekendere dichter Lucanus, maar stond zelf als retor en publicist toch ook z'n mannetje. Bovendien was Seneca de Oudere een deskundige op het gebied van ondergang en verval. Dit had hij zelf zo bedacht, maar helemaal onterecht was dat niet, wanneer men zijn tiendelige Controversiae ter hand neemt. Het betreft een werk dat hij op hoge leeftijd samenstelde om aan zijn drie zonen voor te houden dat vroeger alles beter was. Het grappige was dat zij alle drie in de rest van hun leven op eigen wijze het ongelijk van hun vader bewezen, maar dat doet weinig af aan de oprechte overtuiging waarmee hij zijn denkbeelden naar voren bracht.
De Controversiae zijn de moeite waard omdat Seneca de Oudere hierin een wereldbeeld biedt in de vorm van 74 fictieve rechtszaken, waarbij de pro's en contra's van juridische kwesties even welsprekend zijn verwoord. Maar ook is het werk interessant omdat hij zonder met z'n ogen te knipperen claimt redevoeringen van grote redenaars uit zijn jeugd nog woordelijk te kunnen herhalen (en toch klaagt dat zijn geheugen achteruit is gegaan, want hij is niet meer in staat ‘een lijst van tweeduizend namen zonder enige aarzeling exact te herhalen’). In het bijzonder was Seneca Maior een fan van Cicero (106-43 v.o.j.), en hij blijkt er vast van overtuigd dat na deze redenaar, filosoof, en politicus, die zijn verdediging van de Republiek met de dood moest bekopen, ‘alles elke dag minder is geworden’.
Dit kan, mijmert de oude Seneca, louter komen door de universele wet van het toeval, want er zijn nu eenmaal zaken die sneller zinken dan ze stijgen, en beschaving is daar een van. Maar toch gelooft hij niet in coïncidentie als het op verval aankomt. Veel waarschijnlijker is, zo schrijft hij, - en nu komt het inzicht dat mij daar op dat boekenbal een brok in de keel bezorgde - ‘dat de teloorgang het gevolg is van de luxe van onze tijd - niets is immers zo fataal voor talent als weelde en overvloed’.
Ik dacht aan het vaderland, en kon slechts toegeven dat de oude Seneca met zijn inzicht dat door een somptueuze levensstijl de kunsten worden gesmoord in wedijver om prestige en rijkdom de spijker op de kop had geslagen. Het was misschien jammer dat ik juist op dat moment ruw opzij werd geduwd door de voltallige literaire redactie van rtv Stadskanaal die achter mij een Bekende Nederlander ontwaarde, zodat ik de diepere aspecten van Seneca's inzicht even moest laten voor wat die waren. Terwijl ik als lijdend voorwerp van deze literaire geestdrift de alcoholvrije prosecco van mijn overhemd veegde, besefte ik echter dat de oude vos niet alleen voor ondergangsgedachten maar ook voor troost had gezorgd. Hij was het immers die had geschreven: Nihil infinitum est.
Daar stond ik, kniediep in de literaire werkelijkheid, ik kon niet anders, maar toch haalde ik dankzij Seneca opgelucht adem. Nihil infinitum est. Niets is oneindig. Uiteindelijk zelfs het cultuurbederf niet, besloot ik opgewekt. - bb