Mattia lijkt op zijn zwijgzame vader, en zijn moeder is sinds de verdwijning van haar dochtertje ook niet meer aanspreekbaar - als ze dat ooit al was. Op het gymnasium blijkt hij een begaafd autist; een autist met een trauma en een torenhoog schuldgevoel, waar niemand enig benul van heeft. De leraren adviseren de ouders een andere school. Zo komt hij bij Alice in de klas. Zij voelt een zekere verwantschap met hem. Er groeit een schuchtere vertrouwdheid, maar er is een grens waar ze allebei niet overheen kunnen. De twee getraumatiseerde, eenzame pubers voelen zich tot elkaar aangetrokken, maar hun toenadering is gedoemd.
Na school wordt Alice niet zoals haar vader wil jurist, maar fotograaf. Ze houdt de wereld op afstand met een camera als buffer ertussen. Om Mattia af te straffen, die nooit zijn genegenheid voor haar toont, trouwt ze met iemand die wel in staat is zijn gevoelens voor haar te uiten. Dichter, beseft ze, kan ze het geluk niet naderen. Mattia, briljant wiskundige, vertrekt dan maar naar een universiteit ergens in Scandinavië. Toch voelen beiden deze scheiding als iets dat niet had moeten gebeuren, en hun leven wordt overschaduwd door een gevoel van gemis. Mattia beseft dat hij en Alice zijn als tweelingpriemgetallen, ‘alleen en verloren, vlak bij elkaar, maar niet dicht genoeg om elkaar echt aan te raken’.
Alice geeft Mattia jaren later nog eenmaal een kans, als haar huwelijk voorbij is en ze meent dat ze het verdwenen zusje heeft gezien. Ze denkt dat ze daarmee iets voor hem kan helen. Maar allebei beseffen ze, zonder het uit te spreken, dat door al de jaren zonder elkaar er een kloof is ontstaan die ze niet meer kunnen overbruggen. Mattia heeft een heel klein leventje opgebouwd, dat Alice hem niet mag afnemen. Hij gaat terug naar het noorden. Daar is een andere vrouw die op hem wacht, maar het lijkt niet waarschijnlijk dat het daarmee wel iets zal worden. Alice ziet in dat ze de illusie moet laten varen de plaats van Michela in te kunnen nemen.
Critici - en ook Giordano zelf - verwijzen in interviews naar de golf van succesvolle Italiaanse romans over eenzame kinderen, waar zijn roman bij aansluit. Succesauteurs als Niccolò Ammaniti, Melania Mazzucco en Sandro Veronesi hebben allemaal geschreven over de verkreukelde levens van kinderen en adolescenten in het moderne Italië, die eenzaam opgroeien in gebroken gezinnen, veel te jong onmogelijke keuzes moeten maken, omringd zijn door wrede en harteloze leeftijdgenoten terwijl ouders en andere volwassenen, verlamd door schuldgevoel en zelfzucht, slechts volkomen machteloos kunnen toekijken.
Heel herkenbaar. In de stedelijke gebieden van de Westerse wereld is het tegenwoordig bijna regel dat gezinnen bestaan uit één ouder of uit één of twee werkende ouders met niet meer dan één kind. Deze kinderen worden materieel verwend, maar emotioneel verwaarloosd. Beladen onder de zegeningen van de welvaart moeten ze uitblinken op school en op de universiteit, maar verder worden ze aan hun lot overgelaten. Het zijn sleutelkinderen, behangen met de verwachtingen en aspiraties van hun ouders. Het resultaat is moderne eenzaamheid: een feestende massa van verweesde onrijpe scholieren en studenten.
Maar in De eenzaamheid van de priemgetallen is het uitgangspunt nog extremer: het gaat om een autist die van nature geen sociaal talent heeft, en een meisje dat aan anorexia lijdt. In de gepsychologiseerde wereld van onze tijd lijkt autisme wel de laatste mode van de psychopathologie: de diagnose wordt te pas en te onpas gebruikt voor elk aangeboren onvermogen om met anderen om te gaan. Ook anorexia is een verschijnsel dat wij tegenwoordig haarscherp weten te duiden als de weigering om volwassen te worden en toe te treden tot de wereld van de verfoeide ouders. Wat Giordano beschrijft, lijkt derhalve een hedendaags en actueel drama van de bovenste plank.
Maar dat is het niet. Wie hier alleen moderne thematiek ziet, sluit de ogen voor de rechtstreekse verwijzing in De eenzaamheid van de priemgetallen naar het postulaat van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) over kinderen en de kindertijd. Vooral in zijn geschriften Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes (‘Vertoog over de oorsprong en de grondslagen van de ongelijkheid tus-