Vóór haar vertrek had Joan gezegd: ik kan me niet voorstellen met iemand anders oud te worden, ik wil met niemand anders oud worden dan met jou. Na haar terugkomst deugde er niets aan me en had ze opnieuw een dodelijke haat opgevat tegen Caspar, die op haar initiatief zeven jaar eerder met ons was meeverhuisd van Den Haag naar Rotterdam. Er was in Nieuw-Zeeland niets gebeurd. Behalve dan dat de herinneringen van de mensen aldaar haar hadden teruggeplaatst in de idyllische tijd toen alles nog eenvoudig leek. Of het kwam door de sentimentaliteit van Rodney Kennedy die als verklaring opperde: ‘You love that bastard, don't you?’
Daar gingen ze dan, al die gedichten van Charles Brasch over onze kleine commune in Rotterdam. Lofliederen op ons lucide inzicht, onze verdraagzaamheid en menselijke achting voor elkaar: de irrationele krachten van rancune, afgunst, wraak weggezet. Was dat maar voor even?
Tegenwoordig wordt er in Nieuw-Zeeland over Charles en Rodney geschreven als een homostel, omdat ze jaren hebben samengewoond. Charles was in 1972 bij Poetry International te gast geweest, hij kwam ook logeren in Bordighera die zomer. ‘Hebben Rodney en jij eigenlijk met elkaar gevreeën?’ vroeg ik hem.
Als geremde maar gevoelige Brit werd Charles daar in Italië op slag een eenvoudig, openhartig mens. Hij zei: ‘Ik wilde wel, maar Rodney weigerde. Volgens hem was dat als incest in de familie.’
Die uitspraak kwam goed van pas toen Charles een dag of wat later, gek geworden van de lichtzinnige Italiaanse sfeer en de mannen om ons heen, me vroeg: ‘Rob, ik hou het niet meer, zou je mij een kleine dienst willen bewijzen?’
Het kostte moeite om niet in de lach te schieten; seks als ‘a little service’. Ik zei onbarmhartig: ‘O nee, Charles, dat gaat toch niet? Ik zou me net voelen als Rodney.’
Anderhalf jaar later stierf Charles in Nieuw-Zeeland aan leukemie en had ik spijt. Waarom had ik dat niet gewoon voor hem overgehad? Bovendien had hij mij dan misschien ook een legaat nagelaten, dat zou mooi meegenomen zijn geweest.
Maar voor het hebben van seks bestond slechts één reden die deugde, naar mijn overtuiging in de progressieve jaren zeventig: oprechte zin erin. Vreemd, de manier waarop de dingen in elkaar grijpen. Die opvatting had ik al eerder van Joan geleerd; het was de reden van mijn bewondering voor haar.
Op zoek naar een zuiver leven? Wie zoekt er nu zuiverheid in seks! Zo schuif je alsnog de verantwoordelijkheid voor van alles wat jij hebt gedaan op een ander.
Vermoedelijk is die zomer van Bordighera de laatste periode geweest van enige tijdsduur, achteraf, van een blauwe hemel zonder bedreiging door wolken op de achtergrond. Ik bedoel: van een zo niet onbekommerd, dan toch onbelemmerd, opgaan in de dingen. Drie jaren Timor Koepang, betoverd kind. Drie kampjaren, jongmens niet verantwoordelijk voor zijn lot. Een jaar Seacliff: de schellen vielen van de ogen. Drie maanden Bordighera, onbewust van wat ging komen. En op dit moment op Gran Canaria een laatste week zomervakantie in de winter. Bevrijding uit het bewustzijn. Geluk als onbelemmerd opgaan in de dingen. Is dat waar het om gaat?
donderdag 11 februari 2010 - Een van de hoogtepunten van deze vier weken zomer in de winter was voor mij een mailtje van Maria, waarin zij schreef: