Boze wolf
door Gerry van der Linden
De verkoopster ziet het maar zegt niets. Ik heb drie vingers in de pot van een hortensia gepoot en woel de natte aarde om. De geur dringt naar boven, ik trek mijn hand terug en lik hem af. Ze komt achter de toonbank vandaan en wijst Alex op de bossen in de emmers. Anjers, anemonen, rozen. Alex pikt een rode roos uit een bos en steekt die naar me toe, achteloos, de doornen willen prikken. De vrouw kijkt me aan en geeft me een knipoog die aan een manshoge palm blijft hangen.
Alex wil bloemen kopen. Voor een collega die jarig is en na het werk een feestje geeft. Hij wijst een bos aan en ik rommel in mijn tas op zoek naar mijn portemonnee. Het feestje is in een villa aan een statige Haagse laan met gasten die discreet heen en weer lopen met een glas in hun hand, het parket kraakt van gewichtigheid. Met de roos in mijn hand schuifel ik rond op zoek naar een vergeten glas mineraalwater. Daar wil ik de roos inzetten. Ik kan hem ook op de Biedermeiertafel leggen en er de rest van mijn leven niet naar omkijken.
De gastvrouw zwaait verrukt met de bos die Alex haar heeft aangereikt. Ik hoef me nergens om te bekommeren. Ze raken in een levendig gesprek en hij legt zijn hand op haar blote schouder. Samen lopen ze de serre in waarvan de deur openstaat, de tuin dampt nog na van het zomerse buitje.
Een blonde vrouw in een mantelpak spreekt me aan. Ik versta haar naam niet maar ze stelt me goed gearticuleerde vragen over recepten van zoete gerechten. Ondertussen loert ze naar mijn taille. De knopen van haar zalmroze jasje staan op springen. Ik knik haar toe, wijs op mijn lege glas en stap de kamer uit. In de marmeren gang gris ik mijn jas van de kapstok. Pas dan zie ik de knalrood geverfde deur van de wc. Klaarblijkelijk een bewijs van dat ondanks de gestegen status de speelse overmoed van de studententijd hier nog wordt gekoesterd. Ik sla de buitendeur dicht, maar hij stuitert terug. Iemand heeft er een tennisbal tussen gestoken.
Ik mag dus niet zomaar weg, draai me om en loop weer het huis in. Alex wandelt nu in de achtertuin met de blote schouder van de gastvrouw in zijn hand. De wind zal de serredeur in het slot gooien, hoe jammer, niemand kan meer via de tuin naar binnen. De tocht naar de voordeur moet worden gemaakt. Ook door dat onfrisse type dat brutaal vraagt of ie misschien heel even naar binnen mag. Gebruik maken van de wc? Zo ongeschoren en met ongewassen zwarte krullen. Nou, het is niet de gewoonte. Maar hoge nood breekt wet. Ga uw gang, eerste deur rechts, die rode, ja. U kunt er niet meer via de serre komen.
Zijn halfvergane sneakers piepen op de tegels. Ik houd de deur voor Alex open. Ik houd hem zo wijd open, dat ik pijnscheuten krijg in mijn arm, het is een eikenhouten deur. Dan lost hij op in het rood. Riem uit de broek, om de bovenarm spannen, aantrekken, ader laten opzwellen, naald erin, en kijk, de deur wordt vrolijk en opent weer en laat zijn bezoeker los die glimlachend via de hal naar de salon zweeft en zich daar laat zakken in een comfortabele stoel die gauw wordt aangeschoven. Gelukzalig leunt hij achterover, de gastvrouw wie-