Maar toen was je zelf nog niet opgenomen geweest?
‘Nee, nee... Het is een heel merkwaardige gebeurtenis: er komen een paar mannen aan, achter een witjas, ze zijn gebonden aan touwen, en een van die gebondenen loopt naar mij toe en die wijst naar dat moderne hoofdgebouw, daar zitten op een plastic balkon de psychiaters en de directeur hun lunch te gebruiken, en die man klopt op zijn borst en wijst naar het gebouw en je weet niet of het huilen is of lachen wat-ie doet, en dan kom ik naderhand de directeur tegen en die zegt: weet je wie dat was, zojuist die man? Dat was namelijk B. - Biesheuvel, weet je wel - en die heeft dat gebouw ontworpen... en ik begrijp die zwetser al - en dan blaas ik hem rook in zijn gezicht en verlaat het pand. Ik had de poort nog niet achter mij gesloten, of ik barstte in tranen uit... Mooi verhaal, hoor - net alsof ik van tevoren al wist dat ik aardig werk zou maken...’
Met zestig verhalen ben je misschien wel een van de productiefste schrijvers in HM. ‘Nou ja... Karel van het Reve, Hugo Brandt Corstius, Brugman, Pen, Kousbroek, Peereboom en ik, de oude garde heeft HM voor Bert groot gemaakt. En ik zou het dolgraag nog doen. Daarom ben ik nu zo droevig... ik wil graag verhalen schrijven, maar ik kan het niet meer! Ik kan het al tien jaar niet meer! Heel raar, ik heb de hele dag ideeën. Maar het zijn allemaal waardeloze ideeën.’ [Lange stilte - vogels fluiten - bomen ruisen.]
‘Dan denk ik bijvoorbeeld: vrouw met verpleegsterskapje staat aan de gracht. Man komt aanrijden in een rolstoel, en rijdt in de gracht. Man met één been werpt zijn kruk af en springt er achteraan. De brandweer komt! Maar wat dan? Dan weet ik niks meer. Ik loop al tien jaar met dat idee rond. Maar ik kom geen steek verder. - Anderzijds zei Wilt Idema laatst: je hebt nu je Verzameld Werk. Dan is het alleen maar een teleurstelling voor de lezer als je doorgaat.’
Kun jij bij het teruglezen van je eigen verhalen ervan genieten?
‘Ja, ja hoor. Maar ja, ik ben nou weer aan Tsjechov begonnen, maar die hangt er ver boven, hoor. Nou, mijn eigen lievelingsverhaal is misschien wel Mijn grootste schrik - van die dominee, een broer van moeder, die niet meer geloven kan... Staat in De weg naar het licht. Mooi verhaal, hoor. Enne Slapeloosheid... hoe ik krankzinnig de nacht doorbreng, in eenzaamheid.’
‘Brommer op zee’?
‘Ja, Brommer op zee... dat snappen mensen nooit dat het eigenlijk “Eenzaamheid” zou moeten heten. Die jongen, die hoort niet bij de mensen op de wal, hij hoort niet bij de bemanning, en hij hoort ook al niet bij die Messiasachtigefiguur die op een brommer overzee rijdt... Eenzaamheid is dat!’
‘Een dwaze hoogleraar’ - die met een ijsblok door de woestijn fietst?
‘Nou, ik dacht eigenlijk aan Karel van het Reve. Karel zegt altijd dat-ie begrijpt wat ik schrijf, maar ik begrijp zijn werk vaak niet. Wat ik goed begrijp, is Tsjechov. En Joseph Conrad, en Madame Bovary en Moby Dick en De riskjarenner van Lao She, en Toergenjev - Lentebeken van Toergenjev is mijn lievelingsboek.’
Voelde je het als een bekroning dat je de P.C. Hooft-prijs mocht ontvangen?
‘Ja, ja. Ze zeiden: ‘Je kan de P.C. Hooft-prijs krijgen.’ En toen riep ik: ‘Eindelijk gerechtigheid!’ - Toen kwam Eva binnen en die vroeg: wat is dat? - en toen zei ik: ik krijg de P.C. Hooft-prijs... en toen barstten wij in snikken uit.