- B -
ben: Zo! Was je al bijgekomen...
bien: Bijgekomen waarvan?
ben: Je ging de kamer uit als iemand die genoeg had van het gesprek.
bien: We hoefden toch niet de hele dag door te praten?
ben: Nee... Alleen zeg je soms iets afsluitends. Zoals ‘nou ik ga’ of ‘tot straks’.
bien: Misschien ging de bel.
ben: Ik geloof het niet.
bien: Nou, ik zou er geen punt van maken.
ben: Dat was ik niet van plan. Ik vroeg maar even.
bien: Het is wel lastig als je in je eigen huis iedere keer moet uitleggen waarom je een kamer binnenkomt, en dan weer waarom je er uitloopt.
ben: Ja, stel je voor. Onuitstaanbaar.
bien: Ik zei niet onuitstaanbaar. Alleen lastig.
ben: O ja, lastig.
bien: Eigenlijk kwam ik kijken of je plant nog water heeft. En iets anders, wat ik weer vergeten ben.
ben: Je weet, als je iets hebt kan je altijd hier binnenlopen. Ook zonder afspraak.
bien: Heel grappig.