De woorden
door Tommy Wieringa
De grote, gewrongen zielen die over het aardoppervlak zwerven. Het zijn er niet zo veel. Kom je er een tegen, dan verschroeit hij je ogen met zijn nietsontziendheid. Conclusies die ondraaglijk zijn. Omdat je maar zoveel waarheid tegelijk aankunt, zal hij ook weer weggaan. Hij verdwijnt achter de horizon, een heel enkele keer vang je nog een levensflard van hem op, hij zal op een camping wonen en geen kopeke bezitten. Hij heeft zich overal laten uitschrijven, hij bestaat niet meer, je wist al dat hij er niet voor terugdeinsde om op eigen vlees te kannibaliseren, zichzelf te vernietigen als het moest. Van sommige levens wil je niet weten hoe ze eindigen.
Talrijk waren mijn avonturen met Jos Nordkamp, hij heeft me meegenomen naar de randen van de wereld en me voorgedaan hoe je eraf kunt vallen. Ik zal op een betere tijd en plaats moeten wachten om te vertellen hoe dat allemaal in zijn werk is gegaan, en dan de schaamtevolle herinnering opdiepen aan waarom ik hem niet ben gevolgd.
Eerst moet ik vertellen hoe ik aan de woorden kwam.
Vaak had Jos Nordkamp geen huis. Hij kreeg mettertijd vier kinderen, hij had een dikke, zwarte Mercedes-bus, hij had een butagasstel met vier pitten waarop hij grote pannen soep kookte, maar vaak had hij geen huis. Om zijn uitkering te kunnen blijven ontvangen, had ik hem toegestaan mijn adres te gebruiken. Sindsdien vielen de brieven van de Sociale Dienst op de mat in de Rabenhauptstraat.
Soms kwam hij langs in mijn studentenkamer waar je door het open raam de intercity's kon horen binnenrijden na hun lange reis. In die kamer hoog in de nok van het huis probeerde ik te doorgronden wat schrijven was. Ik tikte verhalen op een grijsblauwe typemachine die van mijn ouders was geweest. Een Brother. Jos Nordkamp kwam al die trappen op, een tas vol vis van de markt en beugelflessen Grolsch bij zich. Hij zag dat de typemachine mij opnieuw verslagen had. ‘Er moet meer licht tussen de regels’, zei hij toen. ‘Interlinie anderhalf moet je hebben, misschien zelfs twee. Dat is niks zo man, zo kun je toch helemaal niet zien wat je schrijft.’
Ik vergrootte de afstand tussen de regels. Er vloeide kramp uit weg.
Op een zaterdagmiddag vroeg in het voorjaar kloste hij de smalle trappen omhoog. Hij droeg een grote kartonnen doos bij zich. Hij zette de doos op tafel en zei: ‘Nog bedankt voor je adres.’
In de doos zaten woordenboeken, alle woordenboeken die je maar nodig kon hebben; honderdduizend woorden door Van Dale verzameld en bijeengebracht in tien dikke banden: Nederlands-Engels en Engels-Nederlands, Nederlands-Duits en Duits-Nederlands, Nederlands-Frans en Frans-Nederlands, dan drie loodgrijze woordenboeken Nederlands in een cassette en ten slotte een woordenboek Hedendaags Nederlands. Een schitterend bezit, een schat. Jos wilde niet zeggen hoe hij eraan kwam. Van dankbaarheid werd hij bokkig en uiteindelijk kwaad. Hij zei alleen: ‘Een schrijver moet veel woorden hebben.’