Gebiedsuitbreiding
door Hans van den Bergh
Ons land staat op het punt er drie piepkleine gemeenten bij te krijgen en niemand schijnt er bij stil te staan. Toch is het gebeuren merkwaardig genoeg, want de trend in Nederland is juist dat tal van eeuwenoude gemeenten worden samengesmolten tot grotere bestuursagglomeraties onder typisch door ambtenaren bedachte namen zoals Heuvelland, Almpolder of Dinkelmonde. Maar nu krijgen we er toch de ‘bes-eilanden’ bij, als drie overzeese ‘speciale gemeenten’ nog wel. Het gaat om Bonaire (14.000 inwoners), Sint-Eustatius (2700 inwoners) en Saba (1400 inwoners), en omdat het zulke minuscule ‘openbare lichamen’ zullen zijn, worden ze in ambtelijke kring doorgaans aangeduid met de naam van de Belgische meisjesgroep k3, maar met dien verstande dat de ‘k’ staat voor ‘klein’.
Het proces is omstreeks 2000 ingezet, werd bezegeld met een akkoord op 11 september 2006 en hobbelt sindsdien - ondanks soms moeizaam overleg, diverse bestuurscrises en grote drugsvondsten op de eilanden - even onstuitbaar als onopgemerkt door.
Die eilanden, voorheen deel uitmakend van de Nederlandse Antillen, hebben er zelf voor gekozen de banden met het ‘moederland’ aan te halen en stukjes Nederland in den vreemde te worden, zoals andere Caribische eilandjes (Guadeloupe of Martinique) tot Frankrijk of (zoals Montserrat) bij Engeland horen. Het is een zonderlinge, paradoxale en antihistorische ontwikkeling die dan ook schril afsteekt tegen de keuze die Curaçao en Sint-Maarten hebben gemaakt: die eilanden willen geheel zelfstandig worden (mits Nederland hun schuldenlast overneemt) en een ‘status aparte’ verwerven naar het voorbeeld van Aruba dat daar al sinds 1986 van geniet.
Natuurlijk zijn die Antilliaanse landjes eigenlijk veel te klein en economisch te zwak om zelfstandig te zijn en daarom is de voorkeur van de bewoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba om de status van Nederlands dorpje te krijgen wel begrijpelijk. Als ze eenmaal ‘openbaar lichaam’ in de zin van artikel 134 van de Nederlandse grondwet zijn geworden (net zoals de Zuidelijk IJsselmeerpolders - bekend als ol zijp - en de van Duitsland geannexeerde dorpen Elten en Tudderen ooit waren) lonkt niet alleen de toepassing van de Nederlandse wetgeving, het stemrecht voor de Tweede en Eerste Kamer alsmede voor het Europees Parlement, maar ook financiering volgens de Nederlandse gemeentewet.
Het is opmerkelijk dat dit hele proces van gebiedsuitbreiding - in feite is het een soort terugkeer naar de situatie van voor het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden uit 1954 - in relatieve stilte verloopt. Wat zijn dat eigenlijk voor dorpjes die wij erbij krijgen in weerwil van het heersende antikolonialisme? De doorsnee duikbriltoerist die niets anders dan de stranden, de bungalowreservaten en de koraalriffen wil zien, stelt zich al helemaal geen vragen over de aanstaande gebiedsuitbreiding; maar ook de delegaties van Kamerleden en bewindspersonen die Bonaire een enkele keer aandoen (Sint-Eustatius en Saba laat men gewoonlijk helemaal ongemoeid boven de wind liggen) worden haastig ondergebracht in een luxehotel, krijgen in gekoelde busjes de voornaamste sites te zien (de slavenhuisjes, de zoutmeren plus de flamingo's) en hebben geen beeld van het feitelijke Bonairiaanse bestaan. Dat is anders voor wie met zijn eigen ogen de situatie bekijkt.
Als je het eiland rondrijdt over het handjevol autowegen - met gevaarlijke kuilen, zonder bermstrepen en vrijwel zonder bewegwijzering - merk je op hoe weinig daadwerkelijke bedrijvigheid er ter plekke wordt uitgeoefend. In plaats van veeteelt is het eiland vergeven van loslopende geiten die van niemand zijn en