De zaak Du P.
door Antoine de Kom
Vandaag ben ik langer dan gebruikelijk is in de kliniek gebleven. Buiten is het grauw, vroeg donker en spiegelglad. Alhoewel mijn programma uitloopt, wil ik toch nog kennismaken met verdachte, die vandaag is binnengebracht. Eenmaal op de afdeling aangekomen, word ik gewaarschuwd.
‘Mevrouw komt de afdeling niet op. Ze ligt al de hele dag diep onder de dekens weggedoken. De gordijnen zijn gesloten. Haar koffer met daarop haar hoed staat onuitgepakt middenin het vertrek. Ze heeft zelfs haar schoenen niet uitgedaan. Niets zegt ze tegen ons, helemaal niets. Ze eet niet, ze drinkt niet, we maken ons grote zorgen. Als afdelingsmedewerker sta je meteen met je rug tegen de muur.’
Drie paar ogen kijken mij bezorgd aan. Ik krijg ineens het gevoel dat het bij dit weer niet eens zo'n slecht idee is om zomaar de hele dag onder te duiken. Waarom duikt zij trouwens onder de dekens? Zou verdachte soms iets willen ontwijken, of iets willen koesteren, of zou zij wat te verbergen hebben?
Ik besluit om met een van de begeleiders naar haar kamer te gaan. Ik klop op de gesloten deur en zeg wie ik ben. Geen reactie.
We kondigen aan dat we binnenkomen. Doodse stilte. De deur gaat open: duisternis.
‘Mevrouw, ik ben Antoine de Kom, psychiater, en hier naast mij staat Hilde, uw persoonlijk begeleidster.’ Er volgt geen enkele reactie. Daar onder de deken in het duister beweegt er niets. Ik kijk Hilde aan.
‘Hilde, ik zie dat mevrouw onder haar deken ligt en dat zij kennelijk niets kan of wil zeggen. Ook zie ik dat zij niet beweegt.’
‘Mevrouw, wij maken ons zorgen over uw gezondheid,’ probeert Hilde. Ik vind ondertussen dat deze kamer een beklemmende grafrust uitstraalt. Ik kom in de verleiding om naar binnen te stappen, de gordijnen open te schuiven en de dekens terug te slaan. Ik zie Hilde aarzelen. Zij doet een stap terug en vraagt om overleg.
‘Mevrouw, we willen graag met u in contact komen maar weten gewoon niet hoe. Misschien heeft u wensen, wij gaan overleggen en komen daarna bij u terug,’ probeer ik opnieuw.
Dan klinkt er een gesmoorde kreet. Nederlands met een onmiskenbaar Surinaams accent. ‘Ik wil hier niet zijn! Ik hoor hier niet! Breng me terug naar mijn land!’
Boven de deken verschijnt een grijsblonde verwarde haardos. Een blanke vrouw kijkt ons verwijtend aan. Ze richt zich op. Nu pas is te zien dat zij ook haar jas nog aan heeft. Zij werpt de deken af. Zij rent naar de deuropening, recht op ons af. We sluiten de deur. Zij bonkt en schopt. Wij zeggen dat we met haar willen praten als ze stopt met bonken en schoppen.
Het wordt stil. We gaan overleggen met het afdelingsteam. In het kantoor met de hoge ramen, vlak naast de huiskamer, staat allerlei bewakingsapparatuur: alarmen, controlepanelen, monitoren, storno's, het kan er piepen als op een intensive care.