Altijd geeft het voorste deel een nadere specificatie van het achterste deel. Maar de relatie is bij elk woord toch weer anders. Werk voor taalkundigen. Ik was vooral nieuwsgierig naar de vraag: hoeveel woorden zijn er van elk getallenduo? Het antwoord kreeg ik na enkele jaren zoeken.
De korte wisselwoorden die met een woord van 2 of 3 letters beginnen zijn ongeveer anderhalf duizend in getal. De voorbeelden hierboven bij type 27 en 28 keur ik af omdat het woordje ‘de’ weliswaar het meest gebruikte Nederlandse woord is, maar omdat het ‘de’ voorin en achterin een woord als ‘decentraliseerde’ geen woord is en ook nog totaal verschillende functies heeft.
Van de lange wisselwoorden die met een woord van minstens 5 letters beginnen zijn er tussen ‘ankerkluis’ en ‘zakenkantoor’ ook zeker vijfhonderd te vinden.
De 44-woorden en de 45-woorden zijn het rijkst met samen duizend woorden. Ook van de langere woorden die met een 4-letterwoord beginnen, zoals ‘autoschade’, ‘walsprofiel’, ‘geldstandaard’, ‘kernindustrie’, ‘olietransformator’, zijn er duizend.
In totaal zien we dus vierduizend wisselwoordparen.
Welke woorden leveren de meeste bijdragen?
Ik dacht eerst aan ‘weg’ dat duizend keer een Nederlands woord begint en even vaak een Nederlands woord beëindigt. Maar slechts in dertig gevallen levert ‘weg’ een wisselwoord op. Ik geef een voorbeeld voor elk type:
23 | - asweg-wegas |
33 | - wegrot-rotweg |
34 | - wegtrek-trekweg |
35 | - wegfiets-fietsweg |
36 | - wegvlucht-vluchtweg |
37 | - wegkronkel-kronkelweg |
Merk hoe liberaal ik ben om het woord ‘weg’ in ‘wegvlucht’ en ‘vluchtweg’ als hetzelfde te beschouwen. Het Engels onderscheidt ‘away’ en ‘way’. Het woord ‘wegkronkelen’ vond ik in geen woordenboek, maar lijkt mij volkomen acceptabel.
Het woord ‘werk’ heeft van ‘dagwerk’, ‘lapwerk’, ‘uurwerk’ tot ‘werkgeheugen’, ‘werkstations’, ‘werkvakantie’ vijftig werk-woorden.
Kampioen is, tot u met een beter woord komt, het woord ‘water’. Dat levert 64 wisselwoorden, van ‘baarswater’, ‘badwater’, ‘ballastwater’, ‘bergwater’, ‘bitterwater’, ‘bleekwater’, ‘bordenwater’, ‘bronwater’ en ‘buitwater’ tot ‘waswater’, ‘welwater’, ‘zakwater’.
Waarom is het kijken naar echte woordwisselwoorden interessanter dan het bedenken van kandij-Andijk, rente-teren, enge-gêne, kimono's-monoski, onderbed-bedonder? Omdat het je een goed inzicht geeft in de functies van een linkerhulpwoord als ‘knip’ of ‘oog’ en van een rechterhoofdwoord als ‘oog’ of ‘knip’.