lijke. De muziek is niet om aan te horen. Voor wie zichzelf en de buren wil martelen: ze staan op een cd-set met het ‘OEuvre complet pour piano’ van Satie, waarschijnlijk alleen omdat compleet nu eenmaal compleet is.
Aanvankelijk bewoonde Satie trouwens een ruimere kamer in het pand aan de Rue Cortot, maar geldzorgen dwongen hem te verhuizen naar het hok op de begane grond, waar hij twintig frank per kwartaal voor betaalde. In 1898 kon hij ook dat niet meer opbrengen en verhuisde hij naar de afgelegen voorstad Arceuil. Iedere dag ging hij - met in zijn binnenzak een hamer tegen het geboefte - te voet naar Montmartre, waar hij piano speelde in een café. Het was een afstand van vijftien kilometer, die hem met name bij warm weer zwaar viel. Satie droeg altijd een pak van grijs fluweel, waarvan hij twaalf identieke exemplaren bezat, en met een exemplaar uit zijn omvangrijke verzameling paraplu's beschermde hij zich tegen het zonlicht.
Net als de zeekomkommer had Satie een hekel aan de zon, ‘die gele bruut die de kroppen sla van hulpeloze boeren verzengt. Hij zich zou moeten schamen.’ Aan een vriendin schreef hij op een briefkaart: ‘Waarde mevrouw. De zon is uit Arceuil vertrokken. Hij gaat zich ergens anders koken. Wat een figuur! De wind is hier nu enige dagen. Hij komt zomaar even langs. Het is verbazingwekkend hoe sterk hij is geworden voor zijn leeftijd...’
Het is een typische Satie-tekst, die zo bij een van zijn pianostukken had kunnen staan. Vanaf 1913 worden die muziekteksten trouwens steeds uitgebreider en narratiever, zoals bij het stuk Chez le marchand d'or: ‘Hij streelt zijn goud. Hij bedelft het met kussen. Hij knuffelt een oude zak. Hij stopt tienduizend goudstukken in zijn mond. Hij pakt een goudstuk en praat er zachtjes tegen. Hij doet baldadig. Hij is zo blij als een koning. Hij wentelt zich in een koffer met zijn gezicht naar beneden. Hij komt er helemaal stijf uit.’
In een van de laatste suites, Heures Séculaires et Instantanées (‘Eeuwenoude en Onmiddellijke tijdstippen’) uit 1914, mondt Satie's pianoproza zelfs uit in een ronduit surrealistische beschouwing: ‘Dit deel van de wereld wordt bewoond door slechts één man: een neger. Hij verveelt zich zo dat hij zich dood lacht. De schaduw van de duizendjarige bomen wijst 9u.17 aan. Kikkers roepen elkaar bij naam. Om beter te denken houdt de neger zijn kleine hersenen in zijn rechterhand, zijn vingers gespreid. Van ver lijkt hij op een zekere fysioloog. Vier naamloze slangen boeien hem, hangend aan de slippen van zijn door neerslachtigheid en eenzaamheid vormeloos geworden uniform. Aan de oever van de rivier wast een mangrove langzaam zijn wortels, weerzinwekkend vuil. Dit is niet de tijd voor het minnespel.’
Op dit moment lijkt Satie te beseffen dat zijn teksten op eigen benen zouden kunnen staan en aan zijn compositie dreigen te ontsnappen, maar dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling. In de kantlijn schrijft hij: ‘Aan een ieder. Ik verbied het hardop lezen van de tekst gedurende de muzikale uitvoering. Elke overtreding zal leiden tot mijn oprechte minachting ten aanzien van de onbeschaamde. Er zullen geen uitzonderingen worden gemaakt.’ Moderne pianisten hebben dit verbod wel omzeild door tijdens de uitvoering gebruik te maken van PowerPoint-presentaties van de teksten op projectieschermen.
Satie kon goed pianospelen (dat hij het conservatorium niet afmaakte, had vooral te maken met zijn onverbeterlijke drang ruzie te maken met zijn leermeesters die hij beschouwde als betweters en parvenu's), maar zijn talent volstond niet voor een carrière als concerterend pianist. Een groot deel van zijn leven verdiende hij zijn geld als barpianist in de Auberge du Clou, een destijds behoorlijk hip etablissement aan de voet van Montmartre.
De Auberge du Clou drijft nu vooral op de vergane glorie van de periode 1900-1914, toen behalve Satie ook Pablo Picasso, Henry Toulouse-Lautrec, Jean Cocteau en Claude Débussy hier regelmatig kwamen. Débussy was een goede vriend van Satie, hoewel hij hem eens ‘gebrek aan vorm’ verweet. Als weerwoord componeerde Satie in 1903 ‘Drie peervormige stukken’ voor piano à quatre mains (Trois Morceaux en Forme de Poire). Om de vorm te perfectioneren worden de stukken voorafgegaan door twee voorspelen getiteld ‘Een manier om te beginnen’ en ‘Meer van