Dag Alice
door Gerry van der Linden
Vanochtend kreeg mijn zoon van vijfentwintig post van Delta Lloyd. Of hij even wilde meedenken over zijn pensioenverzekering. Ja, zei hij, dat doen ze tegenwoordig. Mijn vrienden krijgen het ook. Hij keek er een beetje verontschuldigend bij, want ik heb geen pensioenverzekering. Ook geen levensverzekering en geen stiekem kapitaal op een Laplandse bank. Niemand stuurt mij post daarover. Dat komt, ik kan niet vooruitdenken. Ik heb wat geld in een oude koektrommel waarmee ik het nog één maand kan uitzingen voor als de crisis komt. Die is er nu, lees ik in de krant van gisteren. De regering heeft de banken opgekocht, de waarde der dingen is gekelderd.
Dat uitzingen is al een tijdje aan de gang, mijn buikriem is zo stevig aangehaald dat het buikvet eronder is verdwenen. Een prettige bijkomstigheid, want, lees ik in de krant van gisteren (ik lees altijd de krant van gisteren, ik ben niet van vandaag), door buikvet ga je eerder dood. Dat mijn buikriem niet aan mijn vet maar aan mijn botten vastzit, komt omdat ik nooit vooruit heb kunnen denken. Het welbekende gezegde, - als ik later groot ben -, heb ik als kind niet durven uitspreken. Terwijl ik als moeder van een zoon veel plannen voor later om de keukentafel heb aangehoord. Als ik tatoeages heb all over... Als ik van die kutschool ben... Als papa weer terug komt... Als ik bakken met geld ga verdienen... Tegen dat vooruitdenken valt niet op te dingen, maar het is dan ook geen vooruitdenken, het is vooruithollen op de loop der dingen.
Als we geen kind meer zijn, dan begint het pas echt. We moeten denken over de echte toekomst. Een baan met vooruitzichten, een vrouw of man met vooruitzichten, een kind met vooruitzichten, een huis met vooruitzichten, een pensioen met vooruitzichten. Dat zijn de mijlpalen van het vooruitdenken. Ook voor mij stond een volle koker mijlpalen aan de zijlijn te stampvoeten om afgeschoten te worden. Maar als Eindhovense had ik een erfenis bij me. Mijn geboortestad heeft de daf-mobiel voortgebracht met de gepatenteerde variomatic transmissie. Het was de eerste auto die even hard achteruit als vooruit kon rijden. Mijn moeder had er een, en de overbuurman ook. Ik was een variomatic-kind. Als mijn moeder me in haar Dafje naar korfbal bracht, vonden we achteruit parkeren een feest.
Misschien is daarom vooruitdenken voor mij zo moeilijk. Maar toch, ik lijk wel gek. Het zou juist gemakkelijker moeten worden, nu ik op een leeftijd kom dat ‘vooruit’ steeds kleiner wordt. Maar achteruitdenken ligt mij meer. Het leidt minder tot doemscenario's. Vroeger heette het dromen. Als ik speculaaskoekjes zou maken, schreef ik er op: Er is geen plaats meer in deze tijd om te dromen. Die plaats is ingenomen door agenda's, laptops, blueberries vol verzette afspraken van vergaderingen, lunches, etentjes met familie, vrienden, koffie, vingerknip, oogwenk, weg... Agenda's vol met vooruitgedachte vooruitzichten. Achteruitzichten, daar heeft niemand wat aan. Dat zijn verbleekte kopieën, terugwerpblikken in de prullenbak. Eenmaal weggegooid, blijven ze verfrommeld liggen en niemand die ze oppakt en weer gladstrijkt.