van goede gezondheid als een recht. Een pilsje meer of minder maakt niets uit. Nog een patatje oorlog na de voetbalwedstrijd, een extra dot slagroom op de appeltaart en een sigaretje toe - who cares? Waarom zou je je zorgen maken over de vraag hoe het werkelijk gaat in een ziekenhuis als je beeld van de zorgsector is gevormd door televisieseries zoals Medisch Centrum West of ER?
Hier openbaart zich een potentiële zwakte in het nieuwe systeem. Wat weet de burger nu van de kwaliteit in de zorg? En als hij zich zou verdiepen in alle lijsten, vergelijkingen en statistieken, kan hij dan wel stemmen met zijn voeten en de beste afdeling, dokter of chirurg kiezen? Anders bekeken: wil iedereen wel alle details kennen over de stand van zaken in de gezondheidszorg? Natuurlijk niet. De meerderheid van de 16,4 miljoen Nederlanders is niet ziek. Ons land telt thans hoogstens 1,6 miljoen chronisch zieke mensen die veel zorg nodig hebben. Toegegeven, het aantal personen met zogeheten co- of multimorbiditeit (dus met twee of meerdere ziekten tegelijk) stijgt, en vooral oudere inwoners worden daardoor zwaar getroffen. Juist zij zijn, uit eigenbelang, wel geïnteresseerd in de kwaliteit van hun zorg, maar hebben dan weer relatief weinig mogelijkheden met die kennis iets te beginnen.
Oud-minister Hoogervorst is ervan overtuigd dat de Nederlandse zorg structureel verbetert als vijf tot tien procent van de bevolking druk zou gaan uitoefenen op het systeem door een antwoord te eisen op de vraag hoe het werkelijk is gesteld met de kwaliteit van hun dokters. Dan ontstaat er een kritische massa die veranderingen kan afdwingen. Fictie of feit? In elk geval gaapt er hier een enorme kloof tussen de verwachtingen en de alledaagse realiteit. De werkelijkheid in de Nederlandse gezondheidszorg is namelijk niet geschikt voor een aflevering van een tv-serie. In de meeste gevallen gaat alles goed, maar soms loopt het, helaas, verkeerd. En dan stapelen de problemen zich razendsnel op.
Neem de recente commotie rondom de IJsselmeerziekenhuizen in Emmeloord en Lelystad. Wat zich daar heeft voltrokken, is een schoolvoorbeeld van hoe er niet mag worden gewerkt, maar hoe dat wel gebeurde, en hoe systeemfouten ervoor zorgden dat niemand ingreep.
De wanprestaties in de IJsselmeerziekenhuizen kwamen pas volop in de publiciteit nadat was gebleken dat de operatiekamers zowel in Lelystad als in Emmeloord niet steriel waren. Intern was dat overigens allang bekend, en wie zich in de situatie had willen verdiepen, wist dat er veel meer aan de hand was. De ziekenhuizen kwakkelden al sinds 2000. In dat jaar maakte de Inspectie voor de Gezondheidszorg (igz) reeds de nodige opmerkingen over de kwaliteit van de medische zorg. Maar er volgden geen sancties of koerswijziging.
Ook daarna was er vaak ruzie, gedoe met het bestuur, met patiënten en huisartsen die per se hun eigen ziekenhuizen om de hoek wilden behouden. De communicatie tussen de bestuurders en de medisch specialisten was op zijn best belabberd, en symptomatisch voor een stuitend gebrek aan onderling vertrouwen. En vertrouwen is een essentiële voorwaarde om verantwoorde zorg te kunnen leveren.
Uiteraard leidde deze situatie tot een slechte reputatie. Regelmatig bungelden beide instellingen in de onderste regionen van zowel Elseviers lijst van ‘Beste Ziekenhuizen’ als de ‘Ziekenhuis Top 100’ van het AD. In 2002 volgde een ernstige bestuurscrisis, maar nog steeds werd er niet structureel ingegrepen - noch door de nieuwe raad van bestuur, noch door de falende raad van toezicht onder leiding van Harry Borghouts (GroenLinks), de zelfgenoegzame Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland.
Het rad van verandering begon pas te draaien, nadat het geduld van de Inspectie ten slotte op was en er afgelopen september een vernietigend rapport verscheen. Uit dat rapport bleek dat er sprake was van een onverantwoorde en onveilige situatie. Patiënten in beide IJsselmeerziekenhuizen waren tijdens operaties maandenlang blootgesteld aan levensgevaarlijke infectierisico's: ‘In deze ziekenhuizen heerst een nogal nonchalante cultuur,’