linker grote teen past het kleurcontrast aan totdat het hoofd van de presentator van de Postcode Loterij eruit ziet als een zak spekkies.
Iemand heeft de loterij gewonnen. Hij huilt, hij is opgesprongen, heeft zijn handen voor zijn gezicht geslagen, en is weer gaan zitten. Hij heeft 6.888.888 euro gewonnen. Het enorme namaaklot met daarop het bedrag dat hij zojuist won, hangt scheef op zijn schoot. Naast hem op de bank staan bloemen uit Aalsmeer.
De man huilt alsof hij net te horen heeft gekregen dat hij nergens goed voor is, dat zijn kinderen hem niet meer willen zien en dat hij van schaamte de rest van zijn leven binnen moet blijven. Hij is mager. Niet van gezond eten of hardlopen. Hij is iemand die nooit honger heeft. Op vrijdag haalt hij patat, op zondag Chinees, maar hij krijgt het nooit op. Hij is iemand die bami-speciaal-met-witte-rijst bestelt en dan na drie happen de bak in de koelkast zet naast de tjap tjoy van vorige week. Als alles is veranderd in restjes snot, gaat het de vuilnisbak in. Hij kijkt wanhopig rond alsof hij zoekt naar de nooduitgang in zijn woonkamer.
‘Het is een im-mens-be-drag,’ toetert de presentator. ‘Ik kan u zeggen kijkers thuis, zoveel krijg ik ook niet betaald hoor. Ha, ha, ha!’
Laat die man met rust, denkt Marijn. Lach niet, ga weg, doe zachtjes de deur dicht en laat hem.
‘Je bent miljonair meneer van Pelt!’ - de presentator port zachtjes maar dwingend in de zij van de man.
‘Hij is miljonair en hij moet huilen! Begrijpt u dat, kijkers thuis?’
‘Ja!’ roept Marijn en gooit een handvol punaises richting beeldbuis.
‘We gaan er even uit voor de reclame,’ zegt de presentator onverstoorbaar en legt zijn arm om de schouders van de man, die daardoor nog verder naar beneden buigt, alsof hij iets zoekt dat op de vloerbedekking is gevallen. ‘En we komen dan meteen weer bij u terug, hier live vanuit Udema.’
Marijn denkt aan een stuk in de krant over een onderzoek waaruit bleek dat mensen die veel omgaan met dikke mensen, zelf ook dik worden. Geldt dat ook voor geluk, voor gelukkige en ongelukkige mensen? Steken zij elkaar aan? Volgens sommige cijfers waren Nederlanders nog nooit zo gelukkig als nu. Volgens andere cijfers zijn er nog nooit zoveel ongelukkige hoogopgeleide jonge vrouwen geweest als nu. Ze zitten allemaal overspannen in de ziektewet. Men spreekt van een plaag.
Ik ben niet hoogopgeleid, denkt ze. Maar ik had het wel kunnen zijn, als ik niet zo debiel had zitten doen, als ik 's ochtends had ontbeten en wat minder oogpotlood had opgesmeerd, dan was ik misschien hoogopgeleid geweest. Ontbijten schijnt goed te zijn. De voordelen zijn niet te onderschatten stellen de wetenschappers. Nog beter dan vioolles.
Op de televisie is er nog steeds reclame. Ze ziet mensen lachend springen op een enorme trampoline. Ze hebben net hun tanden laten bleken en zijn daar erg blij mee.
De vader van Anne is kunstenaar. Marijn denkt aan hem, maar dat weet hij niet, dat weet niemand, ze kan goed geheimen bewaren. Hij heet Jan, maar die naam dekt niet de lading. Ze heeft hem ook nooit zo genoemd. Meestal kwam ze zijn atelier binnen zei ‘hoi’ en ging in zijn bed liggen. De lakens waren altijd schoon. Dat verbaasde haar, maar daar zei ze niets van. Ze denkt aan hoe hij slaapt en drinkt en neukt en eet als het hem uitkomt, tussen al zijn spullen in zijn atelier. En hoe hij werkt alsof hij een deadline heeft bij de duivel. Zes punt acht miljoen euro zou daar niets aan veranderen.