Ik weet hoe zij denken
door Vrouwkje Tuinman
Er steekt een tandenborstel uit mijn mond als de bel gaat. Ik ben tegelijkertijd het aanrecht aan het opruimen en mijn tanden aan het poetsen. Het eerste met twee handen, het tweede af en toe met een. Maar het schuim is krachtig, zegt de tube. Het is in elk geval een heleboel schuim, dat ik nog niet heb weggespoeld als de bel nogmaals klinkt.
Ik loop naar de gang en roep dat ik de sleutel moet zoeken.
De bel gaat een derde keer.
De sleutel blijkt op het aanrecht te liggen.
Voor de deur staat de Spaanse mevrouw die aan het einde van de galerij woont. Dit keer huilt ze niet. Wel heeft ze knalrode wangen.
‘Er zit een spin!’ Nu rollen er toch tranen uit haar ogen.
‘Waar?’ Misschien moet ik de Spaanse mevrouw eigenlijk binnenvragen. Maar ik ging net naar bed. Aan de andere kant, zij misschien ook. Ze heeft een roze badstof duster aan met een enorme kraag, die als een krans rondom haar hoofd omhoog staat. Bij haar kin houdt ze hem vast. Krachtig, met witte knokkels.
‘Spin!’ Haar andere hand gaat de lucht in en maakt wriemelende bewegingen. Spinnen hebben acht poten, geen vijf.
‘Snel! Snel!’
We lopen over de galerij. Ik heb geruite pantoffels aan.
De Spaanse mevrouw krijgt vaak post die voor mij bedoeld is. Dat komt omdat de adressering hier in de flat moeilijk is. De galerij valt onder een andere straat dan de flats aan de andere kant van het trappenhuis. De Spaanse mevrouw en ik hebben hetzelfde huisnummer, en bijna dezelfde straatnaam. Alleen eindigt de hare op ‘straat’ en de mijne op ‘plantsoen’. Zowel mensen die post adresseren als mensen die post bezorgen vinden dat moeilijk.
Toen ik pas hierheen verhuisd was, vond ik een briefje met veel uitroeptekens erin, en het gebod om aan iedereen die ik kende duidelijk te maken dat ik hier woonde, en niet daar. Later kwamen er briefjes waarin stond dat de Spaanse buurvrouw niet langer van plan was mijn post naar mij toe te brengen.
Ik heb het stukje naar het eind van de galerij regelmatig gelopen, als ik post verwachtte. De mevrouw deed nooit open.
De Spaanse steekt haar sleutel in het slot, zet een stapje naar achter en gebaart dat ik naar binnen moet gaan. ‘Zit in huiskamer.’
Ik laat de woonkamerdeur achter mij openstaan, maar zij trekt hem dicht en blijft zelf op de gang. Het huis is vol. Overal kussens en kleedjes, stapels kranten, mandjes en kunstbloemen. Op de televisie danst een showballet. Het geluid staat hard. Voordat ik de spin zoek, probeer ik de afstandsbediening te vinden. Het duurt even voordat ik hem herken, want hij heeft een pluchen jasje aan. Het scherm wordt zwart.
Door de deur heen vraag ik waar ze de spin het laatst heeft gezien.
‘Gordijn!’