bij ons hebben. Nu ben ik gewoonlijk een oppassend mens en in het buitenland heb ik mijn paspoort doorgaans bij me, maar laat ik het nu juist op die dag in een ander jasje hebben laten zitten. Ik bemerkte dit pas nadat we al twee controles waren gepasseerd. Rabbijn Goldstein tilde er niet zwaar aan. ‘Ach kom maar gewoon mee,’ zei hij. ‘Je staat immers op de lijst van degenen die zijn aangemeld en dat kun je wel aantonen.’
Dat klonk geruststellend, maar bij de laatste controlepost voor het monument bleek dat bij de politiepost aldaar een bladzijde van de doorgefaxte lijst ontbrak. Er stond al een hele rij rechtvaardigen, ambassadeurs en joodse hoogwaardigheidsbekleders te dringen voor het hek, en even sloeg de schrik me om het hart. Gelukkig wisten de talrijke politiemensen zich geen raad en vroegen in hun wanhoop aan de rabbijn zelf aan te wijzen wie er wel en niet doorgelaten mocht worden. Dit was wat mij betreft geen enkel probleem, en het hielp ook dat als ik met hoofddeksel en baard ben uitgerust er voor niemand enige twijfel mogelijk is tot welke bevolkingsgroep ik behoor.
Van het voormalig getto is op de plek van het monument overigens niets meer te zien. Warschau is aan het einde van de oorlog achtereenvolgens door de Duitsers en de Russen totaal met de grond gelijkgemaakt. Daarna was er, al dan niet met opzet, op de plek van het getto een nieuwe wijk in de bekende Oost-Europese Stalin-architectuur gebouwd. Hoe gehaast dat was gebeurd, bleek wel uit het feit dat de flats van ellende voor onze ogen bijna in elkaar zakten. Het viel nog mee dat ze niet al te dicht op elkaar stonden, zodat we ons konden koesteren in een straaltje zonlicht dat tussen de hoogbouw doorglipte terwijl we stonden te wachten op de Heilige Vader.
De paus was te laat, en niet zo'n beetje ook, want we hadden ruimschoots de gelegenheid ons te onderhouden met doorgaans zeer bejaarde rechtvaardigen, die zonder uitzondering allemaal ook Duits spraken. Velen van hen waren nog steeds overtuigde communisten, alhoewel er in Polen alle reden is geweest zich van die overtuiging af te keren. Andere helden waren juist tot de tegenovergestelde mening gekomen en waren nu ultrarechts, een politieke oriëntatie waarvoor op dit moment in Polen alle ruimte bestaat, getuige het recente succes van de tweelingbroers Kaczynski, die tot voor kort premier en president waren (en als jongetjes ooit samen zijn begonnen als sterretjes in kinderfilms).
Net toen na ruim een uur wachten zich enige vermoeidheid van de bejaarde dames en heren meester begon te maken, werd ons door een politiefunctionaris medegedeeld dat de Heilige Vader nu toch echt onderweg was. Inderdaad kwamen niet lang daarna achtereenvolgens vijf brandweerauto's; zes ambulances en nog meer politieauto's met grote snelheid langs scheuren. En ja hoor, in hun spoor dook ook de pausmobiel op, omgeven door drie open auto's gevuld met zwartgerokten die waren voorzien van paarse dan wel rode kalotjes.
Eerlijk gezegd heeft de pausmobiel nog het meest weg van een witte lijkauto met de kist rechtop, zodat je het daarin uitgestalde lichaam goed kunt zien. Maar veel tijd daarover na te denken hadden we niet, want wie schetst onze verbazing toen het gevaarte eerder meer dan minder vaart ging maken toen het onze richting opkwam. Nog sterker, paus Benedictus keek niet eens onze kant uit, terwijl wij toch pontificaal - excusez le mot! - stonden opgesteld voor het gettomonument. Hij scheurde in zijn pausmobiel linea recta door naar de Stalinbouw, waar de enige bezienswaardigheid bestond uit schimmel en verval. Er werd niet geremd, niet gestopt, niet gezwaaid - weg was de pausmobiel.
U kunt zich de teleurstelling van de rechtvaardigen voorstellen. Mijn eigen reactie was ook al niet diplomatiek. ‘Wat kun je anders van zo'n rotmof verwachten?’ zei ik tegen een Israëlische collega. Ik schrok een beetje van mijn woorden, want hij komt oorspronkelijk uit Duitsland, maar zijn reactie was nog bijtender: ‘Toen hij al die baarden en keppeltjes zag heeft de paus natuurlijk tegen zijn chauffeur geroepen: “Joden! Gas geven!”’
Een ding is zeker: de Poolse clerus had deze paus slecht van advies gediend. En de stemming werd niet beter toen de volgende dag de Poolse opperrabbijn op straat verwond werd door de messteken van een fanatieke roomskatholiek, die hem aanviel onder de kreet ‘Polen voor de Polen’.