Dirkje kende iedereen
Rob van Scheers
oude kamp, utrecht - 26 november 2007 - Dirkje Kuik steekt nog maar een sigaartje op. We bevinden ons op de bovenste etage van haar zeventiende-eeuwse woning aan Oude Kamp 1 in de Utrechtse binnenstad, en we bespreken het culturele leven hier ter stede. Als het om curieuze Utrechtse crosslinks gaat, is Dirkje Kuik numero uno, basta. Want werkelijk - zij kende iedereen! Als schrijver, dichter, illustrator en cultuurreporter William D. Kuik, en als schrijfster, dichteres, illustrator en cultuurreporter Dirkje Kuik.
Denk aan Gerrit Rietveld en diens neef, de vergeten dichter Jan Rietveld. Denk aan Joop Moesman en Pyke Koch en Maurits Escher, aan Wouter Paap, Jan Engelman en Jan Arends, of aan Alain Teister, de familie Andriessen en de familie Bruna, alsmede aan de schilder/mysticus Janus de Winter en uitgever Geert Lubberhuizen. Zij allemaal - plus Ouwe Nol, kwade genius achter de Utrechtse seriemoordenaar Hans van Zon.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Arnoldus Johannes R(ietbergen), geboren in 1901 en reeds voor de zaak Hans van Z. in het bezit van een strafblad met vierendertig vonnissen, vanuit Arnhem bij Dirkje in de straat komen wonen. Maar geloof nu niet dat dit stukje wonderlijke lokale folklore op de plek waar sinds 1973 het über-Utrechtse (nacht)restaurant Le Clochard staat, bij iedereen een milde glimlach op het gezicht brengt. Bij Dirkje Kuik in ieder geval niet. ‘Wat is er eigenlijk zo sexy aan criminelen? Ze verraden elkaar, ze verkopen elkaar, ik doe niet mee aan die hedendaagse glamourisation van de misdaad.’
Een nogal opmerkelijke uitspraak, zou je zeggen, want juist in haar eigen verhalen klinkt een liefde door voor het sinistere en het morbide. Denk aan het korte verhaal ‘De Kolos’ uit haar Utrechtse notities (1968), waarin een leptosome, brave goedzak zich uiteindelijk ontpopt tot hondenmepper en later moordenaar, ‘al was hij beslist van keurige familie’. ‘Ja, maar,’ riposteert Dirkje Kuik, terwijl ze andermaal een diepbruine Grimbergen uitschenkt, ‘dat was verzonnen. Het ging mij om de geniepige sfeer, die horrorsfeer die Utrecht zo kenmerkt.’
De ongezouten werkelijkheid, dat was iets anders. Hij klopte aan in de persoon van Ouwe Nol, om uit te vinden of Kuiks moeder - die een bric à brac winkeltje dreef op ditzelfde adres - spaarcentjes had verstopt. ‘Ouwe Nol probeerde zich gentlemanachtig te kleden, en liep altijd rond met een deftige wandelstok met een knop erop. Hij was aardig tegen kinderen, maar wij wisten wel beter.’
Ja, als het om curieuze Utrechtse crosslinks gaat, was Dirkje Kuik numero uno, basta.
uit: De kleine parade - Een verborgen geschiedenis van Utrecht (Meulenhoff 2008)
dirkje kuik debuteerde in Hollands Maandblad als tekenaar - onder de naam Slachters Keesje - in november 1959, en - onder de naam William D. Kuik - als dichter in maart 1964, als schrijver in juli-augustus 1964, en als essayist in april 1965. Zij bleef meer dan drie decennia vaste medewerker; haar laatste bijdrage stond in Hollands Maandblad nr. 700 (maart 2006).