kleur van haar huid is een onbeschrijfelijk mengsel tussen roze en bruin. Ik wil mahonie mompelen omdat de klank van het woord klinkt zoals ze ruikt. Ik kan het niet omschrijven. Waspoeder en lapsang soechon bladeren misschien. En niemand kan zo mooi zwijgen als Lassie.
- De zin. Ik zou de liefde tot zin willen verheffen. -
We schuiven in onze de bankjes, terwijl er stroompjes zand uit onze broekspijpen lopen. Het zesde en zevende uur hebben we wiskunde. Lassie zit naast me. Ik hoor haar adem tot rust komen. Ze heeft hard gefietst.
Er is volgens mij iets veranderd nu. Ze lijkt haar poriën te sluiten, zich onzichtbaar van me af te wenden. Ik zou haar niet meer durven aanraken, niet eens per ongeluk of in het voorbijgaan. Ze staart in haar boek. Aan het einde van de les schuift ze haar spullen in haar tas en verdwijnt in de gang. Lassie, wil ik roepen, jij denkt toch ook nog steeds dat wij anders zijn? Dat de wereld voor ons gemaakt is en de liefde, dat alles alleen maar ligt te wachten tot wij het aanraken, wakker kussen? Dat muziek pas werkelijk gehoord wordt als wij het horen? Dat het strand zich ontrolt als wij het betreden?
In de kelder vind ik haar terug. Ze opent een blikje cola, het sist en dampt, maar dat ziet ze niet, ze heeft het over het naderende examenjaar en wanneer iedereen terugkeert naar zijn klas en we samen achterblijven, zwijgt ze.
- De zin. We moeten het over de zin hebben, want de dagen haasten zich voort, worden langer en zullen ook weer korter worden, de bladeren zullen gaan kleuren en er zullen wolken samentrekken, en dan zal het alweer herfst zijn en zal ik nog altijd geen eenduidig en sluitend antwoord hebben kunnen geven op wat het leven voor zin heeft. -
Lassie, zeg ik. Ze kijkt verschrikt op van haar cola, alsof ik haar een oneerbaar voorstel heb gedaan.
Lassie, aarzel ik, ik geloof dat ik van je houd maar niet op de manier van trouwen en kinderen en zo, of altijd samen zijn, of elkaars hand vasthouden, zo niet. Het is erger, het is dat als ik je zie dat ik vol schiet met verlangen al weet ik niet naar wat en ik weet ook niet wat ik je nu eigenlijk wil vragen, in elk geval niet iets van verkering of zo, begrijp je?
Ja, zegt Lassie.
Daarna zegt ze niks meer.
- De zin. Mensen doen maar wat, ze laten zich leiden door het toeval of omstandigheden. Ik zie ze fietsen en autorijden, spullen kopen alsof dat ook maar iets zal veranderen. En wij, in onze kleren die nog op de groei zijn gekocht, want het belooft wat, al die centimeters die we maken, wij met onze fladderende gedachten, onze magere benen en ons gebrek aan ervaring, wij zijn al niets anders. We denken dat we keuzes maken die er toe doen. De examens komen en we zullen die heus wel halen, maar we zullen ons desondanks zorgen maken, net als die miljoenen, biljoenen voor ons. We zullen bedenken wat we willen worden, we zullen studeren, of werken, of reizen en daarna doen wat daarna gedaan moet worden en vervolgens wat dan lijkt te moeten worden gedaan, en uiteindelijk, op een dag zullen we stilstaan ergens op straat, of thuis, of in een supermarkt en we zullen denken: nee, we zijn niets anders geworden dan alle anderen, we zijn alles bij elkaar opgeteld helemaal niet bijzonder. -