van een rabbi, op mijn eigen verzoek nog wel. Ik heb geprobeerd Hebreeuws te leren, ben in Palestina geweest, heb keer op keer contact gezocht met zionisten. Ik begreep dat emigratie het sleutelwoord was.’
‘Waarheen leidde u die emigratie?’ vraag ik.
Hij zwijgt en staart bewegingloos naar de straat beneden. Daar staat een verhuiswagen die wordt ingeladen. Ik zeg dat wat hem ten laste wordt gelegd met geen pen te beschrijven valt en in geen miljoen woorden te zeggen is. Hij haalt z'n schouders op.
‘U weet het toch allemaal al, dokter, niet waar? Waarom blijft u dan zo aandringen?’
‘Ik weet,’ zeg ik, ‘dat emigratie deportatie werd en dat die deportatie tot de vernietiging leidde van miljoenen. Hoe heeft u miljoenen de dood in kunnen jagen zonder daar zelf aan te gronde te gaan? Hoe hield u zich staande te midden van de genocide die u in werking zette?’
‘Maar dokter, zo was het helemaal niet. Het waren geen miljoenen mensen, het waren getallen, lijsten, rapporten en zo meer. Het was een uitweg voor een probleem, een exercitie in organisatie, durf, doortastendheid en moed. U zou eens moeten beseffen welke astronomische veiligheidskwesties ik heb mogen helpen oplossen!’
Hij gaat op een bankje zitten en nodigt mij met een gebaar uit naast hem plaats te nemen. De wasem van onze adem glinstert in het zonlicht.
‘Wat vonden uw superieuren van uw inzet?’
‘Ze waren enthousiast, dokter. Het duurde niet lang of ik kreeg de ene opdracht na de andere. Ik was in ons gehele Rijksterritorium actief en zorgde voor een chique en goed gereguleerde oplossing. Niet dat ordinaire geweld van de troepen in Rusland en Polen. Nee, ik deed het volgens het boekje: ordentelijk en netjes. Overal regelde ik de transporten en de logistiek, niet meer en niet minder, ziet u.’
Even kijkt hij bijna mijmerend voor zich uit. Dan zegt hij zacht en rustig: ‘Ik opereerde vanuit de Kurfürstenstrasse. Prachtig gebouw van een joodse organisatie: een grote hal, marmeren trappen, grote kamers. Afdeling ivb4 ging over joden- en ontruimingszaken. Ik viel onder Heydrich en die op zijn beurt onder Himmler. Na Heydrichs dood werd het Kaltenbrunner, een oude bekende van me, de zoon van een zakenvriend van mijn vader.’
Voor het eerst wordt hij nu praatgraag. Zijn ogen fonkelen van trots en eigenliefde.
‘Ik zal u vertellen hoe het is gegaan. Ernst Kaltenbrunner had me al vroeg de Partij in gepraat. Ik hoorde bij hen, zei hij. Hij was toen advocaat. Zeven maanden later zat ik bij de SS. Ik werd ontslagen door mijn joodse werkgever, maar dat ging heel fatsoenlijk. Ik was vertegenwoordiger en zat goed in logistiek en management. Ik werd aangenomen bij de SD, die toen nog niks voorstelde. Afdeling v, sectie i: Vrijmetselarij. We waren afhankelijk van de Partij, we hadden niks te vertellen en zeker niets over jodenzaken. We moesten een tegenwicht vormen tegen de straatvechters van de SA, tegen dreigingen binnen en buiten de Partij: vrijmetselaren, marxisten, joden en zo meer. Toen kwamen de jodenwetten. Himmlers SS en Heydrichs SD kregen de SA klein, en door hun toenemenden invloed groeiden ook mijn kansen. Ik kon overstappen naar de afdeling van Von Mildenstein. Hij had me ontdekt vanwege mijn inzet. Tegen die tijd zat ik al aardig in het zionisme. Ik ben in Palestina geweest, ja voor mijn werk. De joodse emigratie moest bevorderd worden, begrijpt u dokter, begrijpt u het?’