[720]
Deze maand
De huidige tijd heeft vele aardige aspecten, en een van de aardigste is dat men als ramptoerist kan genieten van de eigen ondergang. Ik bedoel: dit is een land waar het parlement na een dag diepgaand vergaderen een motie aanneemt tegen opblaasjacuzzi's, ter redding van het klimaat. Dit is een land waar honderdtwintig journalisten een dag lang live rapporteren als een kaaiman flauwvalt in een dierenwinkel te Heerenveen. Dit is een land waar thans elke literaire prijs verwordt tot een klucht die het begrip soapopera een slechte bijklank geeft.
Denk niet dat dit laatste van geringe betekenis is. Willen wij onze eigen tijd begrijpen, dan ontkomen wij er niet aan onder ogen te zien dat de vaderlandse letterkunde in deze dagen op velerlei wijzen de grenzen van de bespottelijkheid verkent. Dit is, geef ik toe, geen erg belangrijk aspect van onze geestelijke aftakeling, maar wel een interessant symptoom ervan.
Zo moet het voor latere antropologen leerzaam zijn om het ritueel van de uitreiking van de ako-literatuurprijs 2007 te ontrafelen. Blijkbaar behoorde deze opvoering, zullen ze denken, tot de normale iconografie van de Nederlandse literatuur. Wellicht zullen ze piekeren over de culturele betekenis van de schranspartij nog voor er een winnaar is, waarbij alle betrokkenen zich tegoed doen aan gerechten waarvan de meeste hunner niet eens de naam kunnen uitspreken. En het valt tevens te betwijfelen of de etnografen enige zin kunnen ontdekken in de presentatie van het literaire festijn door twee journalisten die niet de indruk maken veel andere boeken te lezen dan hun eigen kasboek. De geleerden zullen misschien geboeid zijn door het feit dat de schrijvers niet samen in één ruimte wensen te dineren vanwege redenen die op een kleuterschool tot gegiechel zouden leiden. Maar zeker zullen ze de functie begrijpen van het troosteloze gegeven dat de genomineerden worden aangeprezen door Bekende Nederlanders: zulks dient om te verhullen dat het juryrapport een oefening in platitudes is die de schaamtecultuur in één keer tot kern van de nationale identiteit maakt.
Voor deze antropologen zal het duidelijk zijn. Dit is wat zij een ‘leeg ritueel’ noemen. De deelnemers maken alle voorgeschreven bewegingen, de hoofdrolspelers prevelen de vaste formules en de omstanders kijken met ontzag, maar niemand weet meer waar het om gaat. Elke religie kent talrijke van deze lege rituelen, en onze letterkunde lijkt erg op zo'n desintegrerend geloof, overeind gehouden door belangen en gewoonten, niet door eigen vitaliteit.
De beslissing van Arnon Grunberg, daags na dit demasqué, om zich ‘terug te trekken’ en ‘nooit meer aanwezig te zijn bij literaire activiteiten in Nederland’, doet even het gevoel opleven dat het zelfreinigend vermogen onder schrijvers nog niet helemaal uitgedoofd is. Indien hij dit volhoudt, zou zijn stap de eerste wezenlijke vernieuwing in de vaderlandse letterkunde zijn sinds de introductie van de paperback.
Doch zo gemakkelijk laat de twijfel zich niet vervangen door hoop. De literatuur is immers een domein waar het talent zelden gelijke tred houdt met het ego. En hoewel tamelijk pover, is dat wellicht het enige excuus dat wij lezers hebben voor onze oneindige tolerantie jegens schrijvers. - bb