bestelende heb ik gebruik gemaakt van mijn recht, en niets anders gedaan dan wat Virgilius, Dante, Tasso, Vondel, Milton, Moliere, Racine, Voltaire, Schiller, Bilderdijk en zoovele andere, vrij wat grootere mannen dan ik, zich nimmer geschaamd hebben te doen. Slechts eene verplichting rust op den letterkundigen roover, namelijk zorg te dragen dat de gepleegde roof niet ontdekt worde. Bezit men de gave om de gouden boomgaardvruchten die men als met adelaarsklauw geplunderd heeft, zodanig te stellen, te schikken, te wijzigen, te zuiveren, te tooien, dat zij in het eigen hof gegroeid schijnen, dan wordt de diefstal geadeld, dan als verdienste aangemerkt, dan bijna aan eigen schepping gelijk gesteld.’
De tijd staat niet stil, we leven in een andere tijd dan die van Van Lennep. We hebben Duchamp gehad, en vele andere rovers die niet langer een een geheim maken van hun diefstal. Van de eene verplichting waar Van Lennep over spreekt (niet betrapt worden) zijn we tegenwoordig ontslagen. Ik heb dan ook niet in het minst een probleem met de onthullingen die Baggerman doet. Een lezer die nog erudieter is dan zij zou een veel langere lijst van gestolen Fix-goederen kunnen aanleggen. Sterker nog: ik heb de bestolen auteurs in de bibliografie waar De avonturen van Henry ii Fix mee besluit voor zover mijn geheugen dat toeliet allemaal zelf genoemd. Het is een prachtige, lange lijst geworden.
Ik verstout me zelfs te zeggen dat ik de gave bezit de gouden boomgaardvruchten die ik als met adelaarsklauw geplunderd hebt, zodanig te stellen, te schikken, te wijzigen, te zuiveren, te tooien, dat zij in het eigen hof gegroeid schijnen. In de Fix-avonturen heb ik dat echter lang niet overal gedaan. Bewust. Ik wil dat mijn lezers zien hoe mijn boek is ontstaan. Tegelijkertijd is er wel degelijk sprake van ‘eigen schepping’ en ‘een eigen hof’. De avonturen van Henry ii Fix sluit naadloos aan bij alle andere titels die ik publiceerde. Henry zou in zowat elke andere roman of verhalenbundel van mijn hand kunnen rondlopen zonder op te vallen. Zijn geschiedenis lijkt op die van vele personages uit mijn oeuvre. En dan roept Baggerman: ‘Geef mij mijn appels, geef mij mijn peren terug!’
Weest u toch gelukkig Mevrouw Baggerman, met de eer die ik uw appels en uw peren hier betoon. Prachtig voor de klandizie van Groentezaak Van Eck!
Komen we aan het tweede bezwaar van onze opgewonden historica. Ze suggereert dat De avonturen van Henry ii Fix ‘een oorlogsverklaring aan de (auto)biografie en de geschiedwetenschap’ zijn. Hoe ze daar op komt?
Er vindt in de Avonturen een duel plaats tussen Fix en zijn aartsvijand Rhijnvis Feith. Baggerman ziet hierin een strijd tussen fictie en feit, wat op zich niet zo gek is. Fix wint het duel. Baggerman leest hierin dat schrijver Jongstra zelf zijn reet afveegt met de blanke gemaksdoek die ‘Historie’ heet.
Hiermee begaat mevrouw Baggerman een fout, en klassieke fout zelfs: ze vereenzelvigt het personage met de schrijver. Ik mag dan enigszins op Henry ii lijken, maar daarmee ben ik hem nog niet!
Stel: in een van mijn romans pleegt de ‘ik’ een moord. Geeft u mij dan meteen aan bij de politie, mevrouw Baggerman?
De avonturen van Fix vormen een literair spel dat maar één inzet heeft: de lezer vertellen dat je altijd heel voorzichtig moet zijn met wat je wordt verteld, met wat je leest. Het boek doet een beroep op het kritisch vermogen van de lezer. Krant, tv, internet, boeken, archief - altijd opletten! Is het waar? Is het onzin? Echt gebeurd, verzonnen?
Laat ik hier zeggen dat de onwaarschijnlijkste passages in de roman vrijwel allemaal zijn gebaseerd op Zwols archiefmateriaal. Meer voor de hand liggend materiaal heb ik verzonnen. Of geleend. Ja, dat ook! Homo ludens, mevrouw Baggerman! Ooit van de spelende mens gehoord? Even afgezien van appeleigenaars en perenbezitters - dat een universitair historica uit de eenentwintigste eeuw Batavus Droogstoppel als leidsman blijkt te verkiezen boven de grote historicus Huizinga (auteur van Homo ludens) heeft me werkelijk verbijsterd.
Wie het boek leest, ziet dat Henry ii Fix een spiegel is van zijn opvoeding en zijn tijd (1774-1847). Een vreemde spiegel, met een golvend oppervlak. We zien er Zwolle in, de wereld, de boeken die hij las, de kennis die bestond, de gedachten