to's door. Kriskras koos zij de kortste weg door de stad. Ik verheug mij, neuriede ze, verheug mij.
Vlakbij het station verdween de zon achter een hoog gebouw. De schaduw viel hard en zwaar op de tegels vlak voor haar. Ze ademde diep in, haar buik bolde haar borst rees, ze hield vast, versnelde haar pas, richtte haar blik op de scheidslijn tussen licht en donker; koud aan mijn blote armen, dacht ze, kippenvel, als ik het haal, als ik het haal, gaat het goed.
Ze leunde tegen de schuifdeur. De rugzak stond tussen haar voeten. Haar vingers speelden met een pasje in de zak van haar rok, draaiden het plastic om en om en wreven langs de randen. Het was druk. Het balkon was vol, de coupé was vol, alle zitplaatsen waren bezet. Mannen met stropdassen klapten hun laptop open en hielden die op hun knieën in evenwicht. In het gangpad stond een lange jongen. Hij leunde met een hand tegen het plafond, boog voorover en keek naar buiten. Zou hij een vrouw hebben, een vriendin - één die wist waar ze stond? Een vader bladerde met zijn dochtertje in een plaatjesboek.
‘Mooi weertje vandaag,’ zei een kleine, dikke man tegen niemand in het bijzonder. Hij dronk koffie uit een kartonnen beker en keek naar haar blote benen. ‘Bloesjesweer.’ Hij lachte alsof het een goede grap was. Niemand zei iets terug. Zij schoof haar voeten dichter naar elkaar. Verheug me verheug me neuriede ze heel zachtjes en tikte het ritme met haar tanden. Boog het plastic pasje heen en weer in haar zak, liet het met een dof geluid onder haar nagel vandaan schieten. En nog een keer. Ze kon zich niet herinneren dat ze de kaart ontvangen en opgeborgen had en dat zat haar dwars. Ze kon zich ook niet herinneren dat ze hem besteld had - aangevinkt, voor haar beeldscherm, met een klikje van de muis? Of werden die dingen automatisch verlengd. Voordeelurenkaart stond op de voorkant en haar naam. Er had een bericht in de krant gestaan over fraude met jaarkaarten, er waren mensen gesnapt. Ze borg het pasje op in haar zak - hoop dat er geen gelazer van komt.
De lange jongen richtte zich op en keek haar aan. Zo onopvallend mogelijk strekte ze haar rug en trok haar schouders naar achteren. Zijn blik dwaalde verder langs de mensen in de coupé. Daar zat de dikke man breeduit op de bank. De vader, met zijn dochtertje op schoot, had hij in de hoek gedreven. Met zalvende stem vroeg hij aan het meisje of ze met haar papa op reis was. Eindeloos lang staarde het kind hem aan, zonder met haar ogen te knipperen.
Ver-heug me, tikte ze, kort lang kort - verheug me, hoe heet dat ritme, heeft dat een naam. De man aaide het kind kort over haar wang. Hij had dun grijs haar waar zijn hoofdhuid doorheen schemerde, vochtige roze lippen en een buik - meterslange riem zit er in die broek - een man die met blote handen de scharen van een kreeft kapot kraakt - smakkend kauwt op het vlees - champagne slobbert uit de navel van zijn vrouw. Buiten schoten bossen voorbij, heidevelden, zandpaden. Ze volgde zijn blik en zag hoe zijn ogen een doel kozen, het omklemden, zich eraan vast zogen. Hij streelde de grillig gevormde takken van een boom, plukte blaadjes en wreef ze tot pulp. Gleed langs ieder richeltje van de boomschors, gluurde eronder, kroop erachter, peuterde en pelde hem af tot op de bast. Plotseling draaide hij zijn hoofd en keek haar recht aan. Betrapt. Zijn ogen vernauwden zich, nagelden haar aan de deur. Ze durfde zich niet te bewegen. Hij keek naar haar borsten onder het bloesje, pakte het roerstaafje uit zijn beker en stak het tussen zijn vlezige lippen,
‘Hé schoonheid,’ zei hij, ‘Ga je naar je vriendje?’