dat in die productie nauwelijks ‘hoogvliegers’ zijn. Ook de jury van de Gouden Strop noteerde puffend dat er veel te veel ‘gemakzuchtig Vinex-proza’ verscheen. Zelfs de jury van de Schaduwprijs had zich ‘geërgerd’ aan het ‘teleurstellende’ aanbod van boeken.
Ik citeer deze klaagzangen niet voor de eerste keer. Ze zijn immers op zichzelf al leerzaam en tot nadenken stemmend, maar in dit verband werpen ze bovenal een grappig licht op de mission statement en het nieuwe jaarverslag van het Fonds voor de Letteren. Dat Fonds is er om schrijvers en vertalers financieel te ondersteunen, en dat gaat bijzonder goed, vindt men zelf. Op de website staat in elk geval met onmiskenbare trots te lezen: ‘In vele landen verrichten schrijvers en vertalers hun literaire bezigheden in de avonduren, nadat het dagelijks brood is verdiend met ander werk. In Nederland stelt het Fonds voor de Letteren begaafde letterkundigen in staat zich een tijd lang vrij te maken voor hun echte vak, de literatuur. [...] Schrijvers en vertalers krijgen subsidies, Nederland krijgt mooie, verrassende, spraakmakende, lyrische, schokkende, belangwekkende en vernieuwende literatuur. Het Fonds steunt namelijk alleen mensen van wie het kwaliteit verwacht - want die kwaliteit, daar gaat het om.’
Tsja, die kwaliteit, daar gaat het om, dat r vonden die klagende jury's nou ook. Hier rijst onherroepelijk de vraag hoe het kan dat het Fonds ervan overtuigd is dankzij zijn bezigheden Nederlandse schrijvers ‘mooie, verrassende, spraakmakende, lyrische, schokkende, belangwekkende en vernieuwende literatuur’ produceren, terwijl de literaire jury's unisono reppen van een overdaad aan ‘gemakzuchtig Vinex-proza’?
Wie het Jaarverslag van het Fonds raadpleegt, leert dat in 2006 tot de mensen van wie kwaliteit wordt verwacht Marjan Berk behoort (€5000 voor een boek over immigratie en integratie), maar ook recensente Marja Pruis (€20.000 voor ‘een roman’), Mariët Meester (€10.000 voor de roman Het leven volgens David Dobrowolsky) en Hedda Martens (€25.000 voor De Postbode, een novelle of sprookje). Onder de grootverdieners bij het Fonds zijn veel ouderen: universitair medewerker Arnold Heumakers kreeg €40.000 voor Autonomie en engagement, een boek over het politiek-maatschappelijke engagement van literatuur, Robert Anker ontving €85.000 voor een roman en een dichtbundel, Herman Franke werd verblijd met €80.000 voor twee nieuwe delen in een prozacyclus waaraan hij werkt, Leonard Nolens ontving €50.000 voor twee dichtbundels en Geerten Meijsing €55.000 voor het voltooien van een roman en een bundel lyrisch proza in briefvorm. Rest nog de constatering dat in 2007 Joost Zwagerman tot de gelukkigen behoort.
Ik moet hier even denken aan de zinsnede van het Fonds de eigen website. ‘In vele landen verrichten schrijvers hun literaire bezigheden in de avonduren, nadat het dagelijks brood is verdiend met ander werk.’ Het blijft even onduidelijk wat daar nu op tegen is. De harde, confronterende en in Nederland blasfemische vraag die opdoemt oog in oog met de acht miljoen doorgedraaide, verpulpte boeken per jaar luidt: zitten wij lezers nu te wachten op twee nieuwe delen in de prozacyclus van Herman Franke? Hoe desperaat worden wij zonder nieuwe dichtbundel van Robert Anker? Tot welke graad van literaire wanhoop vervallen wij zonder de bundel lyrisch proza in briefvorm van Geerten Meijsing? En, belangrijker nog: zou literaire subsidie niet veel vruchtbaarder kunnen worden besteed aan schrijvers onder de 35 jaar, die wel een zetje kunnen gebruiken, of moeten wij eeuwig het literaire landschap van Nederland in dezelfde kleuren blijven opschilderen?
Onlangs vond de manifestatie Manuscripta plaats, waar uitgeverijen hun tienduizend nieuwe titels aan pers en publiek konden voorstellen. Er was feestgedruis, er was drank en er was een zee vol hooggespannen verwachtingen. De meisjes van de pr-afdelingen kirden, de omslagen van de nog niet verschenen boeken glansden, de directeur van de cpnb glom van trots. Maar achter de façades klonk voortdurend het vage dreunen van de papiervernietigers. We leven in een literair Potemkindorp, en we weten het.