ners die opwinding oproepen - om daar mee het ‘soapelement’ en het spektakel een beetje knap te verzorgen. Ofwel de Oranjes doen het per ongeluk: regelmatig zijn ze in dit soort zaken ‘een beetje dom’. Maar dat vinden wij helemaal niet erg. Sterker nog, we verwachten niet anders en genieten er met volle teugen van. Je hebt nu eenmaal een ‘modern koningshuis’ en je houdt ervan. Of je houdt er niet van, maar dan behoor je tot de minderheid van saaie intellectuelen. - Ik vraag me af of je als ‘modern koningshuis’ wel zo'n pleitbezorger wilt hebben.
Bij dit alles is niet helemaal duidelijk of Fasseur nu werkelijk meent dat zo'n modern, ‘ludiek’ vorstenhuis beter is voor de Nederlandse samenleving, of dat hij vooral gedreven wordt door zijn eigenbelang als biograaf. Aan een saai type als Marga Klompé had hij naar eigen zeggen zijn tijd niet willen besteden. Nee, dan Koningin Wilhelmina. Vooral haar minder gunstige eigenschappen bevallen Fasseur wel: eigenzinnig, emotioneel, grillig, behept met vooroordelen, haatdragend en nog zo wat. En af en toe eens een faux pas op staatsrechtelijk gebied maakte het alleen maar minder saai. Had die unieke Oranje-opvoeding daar dan gefaald, of ging die daar niet over?
Fasseur vergist zich overigens als hij meent dat het soapelement een rationeel argument oplevert voor een erfelijke monarchie. Ook als de monarchie morgen wordt afgeschaft, staat de sensatiepers nog generaties later vol met verhalen over al die boeiende belevenissen van leden van voormalige vorstenhuizen, troonpretendenten, hun kinderen en hun kleinkinderen. Vooral als ze nog wat te besteden hebben en ‘als vorsten’ kunnen blijven leven. Bij de Oranjes zit dat wel goed. En als die belevenissen er niet zijn, dan worden ze gewoon verzonnen. We noemen ze niet voor niets ‘roddelbladen’.
De vraag rijst of zo'n modern koningshuis, dat zozeer gewaardeerd wordt om het ludieke spektakel dat het aan de bevolking voorzet, tegelijkertijd ook de toch vrij serieuze rol kan spelen, waarin volgens Fasseur de voornaamste functie van het moderne koningschap ligt: die van ‘samenbindend element’. Bijvoorbeeld tussen de saaie en de niet-saaie Nederlanders. Zoiets lijkt me niet eenvoudig. Maar dat is ook weer niet zo erg, indien mijn eerdere conclusie, dat de Oranjes in Nederland niet meer nodig zijn als ‘samenbindend element’, juist is. Maar dan doemen wel twee nieuwe vragen op.
In de eerste plaats: hoeveel belastinggeld hebben wij over voor het ludieke vertier dat het vorstenhuis ons biedt? En in de tweede plaats: als de functie van de erfelijke monarchie beperkt blijkt tot ‘soap’ en spektakel, moet het principiële argument tegen de erfopvolging dan niet langzamerhand de doorslag gaan geven?
Wat de eerste vraag betreft: beknibbelen op de kosten van het vorstelijke spektakel lijkt mij niet goed mogelijk. Een goede show kost wat. Maar er kan wel gewerkt worden aan het vergroten van de opbrengsten. We zouden moeten ophouden met het aan alle journalisten gratis geven van gelegenheid voor foto's en interviews. Dat doen we voortaan exclusief en tegen betaling: show is business.
Overigens levert een monarchie ook langs andere weg inkomsten op. Wij mogen in Nederland dan wel een samenleving hebben waarin iedereen gelijk is voor de wet, elders zien ze dat anders. Buiten de westerse wereld is het echt zoeken naar een beetje nette democratie. Toch moet Nederland met al die landen relaties onderhouden; al was het maar voor de handel. Dan helpt het echt als je een monarchie bent. Of de machthebbers in die landen nu zelf koning zijn, of een niet-weg-te-krijgen president, of lid van een militaire junta, bij een monarchie krijgen ze een blije blik van herkenning. Daar kunnen zij zaken mee doen. Prins Bernhard begreep dat; tot profijt van ons land.
De tweede vraagt noopt ons nog eens te kijken naar het principieel-democratische bezwaar, dat Fasseur ook al noemde, en de daarmee verband houdende bezwaren.
Zo'n bijkomend bezwaar is bijvoorbeeld,