maar haar ex had losse handjes. Wie is dit? Maak anders je moeder wakker, die weet het. Nog een halve minuut en jij kan zo maar in de uitzending komen en me het goede antwoord geven! En vijftienhonderd euro scoren! Te gek, denk eens wat je daarmee kan doen! Misschien zit jij straks aan de Costa. Vijf-tien-hon-derd euro, en het wordt meteen overgemaakt, morgen kun je pinnen...’ Hij nam een slok uit een glas met een groenig drankje.
De aap was nu definitief mens. Een donkere vrouw met een stroachtige haarbos. Pascal zou het antwoord weten. Voor hem geen Brahms of Schumann, veel te somber. Jim loerde naar de deur van het slaaphok, die misschien toch zou opengaan.
‘Nou,’ zei de jongen, ‘ik moet nog meer helpen geloof ik.’ Hij boog zich over een kaartje. ‘Let op. Voor deze dame uit Nutbush is geen rivier te diep en geen berg te hoog.’
De jongen nam opnieuw een slok. ‘Kom op nou! Hé, ik krijg te horen dat we naar tweeduizend euro gaan. Twee-dui-zend, helemaal gegarandeerd. En het enige wat jij hoeft te doen is te bellen. Eén telefoontje en jij zit direct in de uitzending! Wie is dit? Wie vraagt zich af wat liefde ermee te maken heeft. Wie wil ook best je Private dancer zijn. En wie zorgt er voor Steamy Windows als je met haar op de achterbank bezig gaat... Ik raak in de stress mensen. Waar is iedereen? Wat is er mis, hebben jullie geld teveel ofzo? Bellen. Nu!’
Jim pakte zijn mobiel.
‘Hallo,’ zei de stem van de jongen, eerst in zijn oor, daarna via het scherm. ‘Wie heb ik aan de lijn?’
‘Jim,’ zei Jim.
‘Hai, Jimmy. Te gek dat je belt! Je klinkt schor, man! Nou, vertel maar: wie is dit?’
‘Ik weet het niet,’ zei hij.
‘Hé Jim, joh, maak je een grapje? Ben je alleen?’
‘Nee,’ zei hij.
‘Oh, ik begrijp het al man, je bent lekker aan het beesten!’ De jongen op het scherm knipoogde. Hij zwaaide met zijn arm. ‘Vraag het haar maar even, zij weet het vast en zeker.’
‘Het is een hij.’
Even betrok het gezicht van de jongen. ‘Aha...’ Toen was zijn grijns terug. ‘Nou, who cares, vraag het hem, je vriendje weet het natuurlijk.’
Jim legde zijn mobiel op tafel. Hij zakte achterover op de bank. Misselijk, hij was misselijk.
Op het scherm floot de jongen een liedje. ‘Jimmy,’ riep hij. ‘Jimmy come back.’
Het was nog steeds benauwd in het hok. Terwijl hij voorzichtig naast Pascal schoof, probeerde hij zoveel mogelijk door zijn mond te ademen.
Hij moest kalm blijven. Zich concentreren op het ochtendscenario. In het ochtendscenario hoefde de slagboom niet apart van het slot gehaald te worden. Het ochtendscenario was sneller, beter. Zo meteen gaan bellen. Nog even wachten. En niet opzij kijken.
Op de achtergrond zweefde de stem van de jongen. ‘Ik wil naar bed, Jimmy. Waar blijf je? Jimmy? Hé Jimmy, leef je nog?’