‘Hee, John. Gaat het wel? Je ziet zo wit.’
‘Ik ben wat duizelig,’ zeg ik, ‘te weinig gegeten vanmorgen.’
‘Zal ik wat voor je meenemen uit het restaurant zo meteen?’ Ze pakt haar handtas en kijkt me aan.
Restaurant?
Met haar vingers haalt ze haar panty wat omhoog. ‘Ik dacht: ik ga zolang koffie drinken. Je weet hoe ik ben. Met bloed.’ Ze huivert. Dan legt ze een hand op mijn arm. ‘Tenzij jij natuurlijk...’
‘Nee joh,’ zeg ik snel, ‘zo gebeurd, no big deal.’ Ik wijs naar het bordje en de automatische deuren. ‘Ik vind je wel.’
‘Nee, ik haal jou op.’ Ze pakt mijn hand en streelt de duim die hobbelig is van een timmerongelukje. ‘In de folder stond twintig minuten, half uurtje. Zorg ik dat ik er dan weer ben.’
‘Goed,’ zeg ik. ‘Maar het kan dus zijn...’
Ze haalt haar schouders op. ‘Dan wacht ik.’
We knikken naar elkaar. Ze zoent me. Ze wenst me succes.
‘Meneer Zemeckis?’ De jonge assistente is terug. ‘U mag meekomen.’
Haar stem klinkt ver weg. Ik heb het koud ineens. Als ik me uitkleed, ben ik me vaag bewust van het gerinkel van mijn broekriem, van de sokken die ik automatisch in een bolletje stroop. Ik heb kippenvel. De dokter heeft de vorige avond een feestje gehad en is nog wat brak. Een naald breekt af. De verdoving is te snel uitgewerkt. De mesjes blijken niet steriel. De operateur die schuldbewust zijn handschoenen uittrekt, hoofdschuddende zusters boven mijn zieltogende geslacht, Claudia die meewarig tegen het verschrompelde vanillestokje tikt.
‘Keurig op tijd,’ zegt ze, ‘helemaal volgens het boekje.’ Ze staat op en zoent me. ‘Knappe man.’ Alsof ik mijn zwemdiploma heb gehaald.
Van de assistente krijg ik een potje met een blauw deksel.
‘Over drie maanden wordt het ejaculaat gecontroleerd,’ zegt ze. ‘Tot die tijd moet u voorbehoedsmiddelen blijven gebruiken.’
Ik denk aan Vin en Liana. De enige kinderen die ik ooit zal hebben. Ze zijn prachtig, volmaakt, daar niet van. En Claudia heeft lang genoeg die pil geslikt. Daar heeft ze gelijk in.
De assistente heeft het over strakke onderbroeken, hechtingen, infecties. Met haar pen wijst ze dingen aan op een stencil. Ze ruikt lekker. Dat heb ik daarnet niet gemerkt. Mooie huid ook, gebruind, fluwelig. Ik wil een geestige opmerking maken, zien hoe ze naar me lacht, maar voordat ik iets heb kunnen bedenken, trekt er een vlijmende pijnscheut door mijn ballen. Ik klap voorover en kan me nog net staande houden aan de balie.
‘Staat uw auto ver weg?’ vraagt de assistente aan mijn vrouw. ‘Anders regel ik even een rolstoel. De verdoving begint uit te werken.’
Ik houd me vast aan het dak als ik voorzichtig instap. Claudia's handen zweven om me heen, klaar om me te grijpen als het niet gaat. Met hetzelfde behulpzame gebaar rende ze achter Vincent aan toen die leerde fietsen, en liet hem prompt in de vijver rijden.
Het potje met het blauwe deksel legt ze op mijn schoot. En een gevulde koek. Ik zie haar met de rolstoel teruglopen naar de poli-ingang, dansend haar, opgewekte tred. Duits reclamefilmpje voor schoonmaakmiddelen.
Ze gaat achter het stuur zitten en strijkt over mijn dijbeen. ‘Gaat het?’ Ze trekt het cellofaan van de koek en stopt hem in mijn hand.