‘Wilt u dat niet eerst met uw raadsman bespreken?’ Ik voel juridisch glad ijs aankomen. De bekende truc dat ik de enige zal worden die een bekentenis hoort waardoor ik plotseling zowel gewoon getuige wordt als ‘getuige-deskundige’. Ik verlies mijn neutraliteit met veel verwarring en ellende als gevolg. Ik zal gefileerd worden.
‘Natuurlijk, ik bel eerst mijn raadsman, als u dat wilt. Ik wou alleen maar duidelijk maken dat ik het beste met u voor heb. Ik verdien straf en als het nodig is ook tbs. Maar nu u. Ik zie dat u vermoeid bent, en ik denk dat u best vriendelijk bent maar ook verhard door al die gesprekken met mensen zoals ik, mensen die meestal niks willen, die u als een bedreiging zien en de pest in u hebben. Niet persoonlijk natuurlijk, maar ondertussen... die u ondertussen volstoppen met al hun vuiligheid. Ik heb met u te doen meneer de psychiater. Als de officier geen gehakt van u maakt dan doen de advocaten het wel. Ik ga het u makkelijk maken. Vraag maar raak. Ik zal alles vertellen.’
Verdachte kijkt me met samengeknepen ogen aan. Sluw.
Terwijl hij dat doet zie ik hem als een dier. Ik heb dat vaker. Ik stel me de verdachte ineens als een dier voor. Dat helpt me om mensen beter te begrijpen en houdt me speels en vindingrijk. Ik kom graag in dierentuinen. Ik zie de mensen dan in kooien zitten en loop tussen dieren. Die zijn niet direct gevaarlijk, mits je ze met tact benadert of gewoon met rust laat.
Verdachte R. is een vos. De vos der vossen, en de slachtoffers zijn dieren uit zijn epos. Zijn ruige vacht is rossig bruin en hij heeft een prachtige volle staart. Ik zou hem zo kunnen aanraken, maar de venijnige blik doet me terugdeinzen.
‘Ik heb u toch gezegd dat ik alles eerlijk zou beantwoorden? Nou daar ben ik dan, kijk maar, zo ben ik, een echte vos, en zo gedraag ik me ook, ik sluip, roof, dood, verkracht en verneder. Dat had de officier ook meteen in de gaten, ze zei al dat ik als een vos mijn slachtoffers belaagde.’
Verdachte tikt met zijn voorpoot op mijn tafel en slaakt een zucht. ‘Kan ik het helpen? Hier, ik doe u niks. Voel maar eens aan mijn vacht, ik ben het heus, pak mijn staart maar eens vast.’
Verdachte springt van zijn stoel af en huppelt naar mij toe. Met een sprong staat hij opeens op tafel en begint aan mijn gezicht te snuffelen. Ik schrik en duw hem opzij. Hij laat zich niet wegduwen. Hij komt steeds dichterbij. Ik zie nu alleen maar die spitse snuit en felle donkere ogen. Ik sla alarm door op een knop op mijn tracer te drukken, het lijkt uren te duren, ik vlucht naar de deur die uiteindelijk openvliegt. Een groep collega's staat verbijsterd naar ons te kijken. Verdachte zit onnozel op tafel.
‘Wat een belangstelling!’ roept hij snerend, ‘En ik wou alleen maar dat hij mijn vacht voelde zodat ie weet dat ik echt ben!’
Verdachte wordt door een overmacht van beveiligingspersoneel vastgepakt en loopt zonder verzet mee naar de separeercel op de zwaar beveiligde afdeling. Ik voel me een sukkel.
Ik spreek verdachte nu alleen nog in een kamer met een raampje in de deur zodat een medewerker op de gang de gang van zaken nauwlettend kan volgen. Verdachte zit achter een tafel, ik dicht bij de deur.
‘Bent u niet wat bangig?’ smaalt hij.
‘We nemen geen risico. U wordt verdacht van een reeks ernstige tot zeer