[710]
Deze maand
Deze maand aarzelde ik even over de vraag of cultuur nu inderdaad bestaat uit de brokstukken die overblijven na de botsing van ijdelheid met verveling. Dit is geen onbelangrijke kwestie. IJdelheid is een factor in de pelgrimstocht der mensheid die nogal onderbelicht is gebleven in de geschiedschrijving. En dan bedoel ik niet de grootheidswaan van wereldveroveraars of de hybris van dictators, maar de gewone, alledaagse ijdelheid. De ijdelheid dus die u en mij in dit multimediale tijdperk van alle kanten tegemoet straalt, maar die ook energie en geestkracht geeft. De ijdelheid, kortom, die tenminste een miljoen van ons ertoe aanzet te schrijven, en anders in godsnaam maar te bloggen op internet; de ijdelheid die mensen ertoe drijft voor de televisie op te treden; of de ijdelheid die bestuurders doet smachten naar aandacht van de media.
Ik bedoel tevens de ijdelheid die de getalenteerde classicus Ilja Pfeijffer deed besluiten voltijd dichter en columnist te worden, om dan in NRC Handelsblad bij wijze van wijsgerige diagnose te kunnen concluderen: ‘De boeren hebben de macht gegrepen - Nederland is in 2006 een kleinburgerlijk, provinciaals, xenofoob land geworden’. En ik bedoel derhalve ook de ijdelheid van de krant die zo'n ijdel stuk plaatst in de hoop dat ijdele mensen op hun tenen getrapt worden, opdat men ijdel kan reppen van ‘een debat’. Ten slotte bedoel ik de ijdelheid van Leon de Winter die in Elsevier inderdaad boos werd en ijdel riposteerde dat Pfeijffer eet van de subsidies die de ‘boeren’ opbrengen.
Geen wonder dat de verveling in botsing komt met al deze ijdelheid, maar of de overblijvende brokstukken geweldig interessant zijn, durf ik niet te zeggen. Men hoort dikwijls de klacht dat het niveau van de media thans minder is dan vroeger, en soms is men inderdaad geneigd te denken dat er een samenhang bestaat tussen de toenemende verveling die men voelt bij krant of tv en het feit dat de huidige generatie hbo-studenten niet in staat is een voldoende te halen voor de taalvaardigheidtoets van het meao van enkele jaren geleden. Doch dit klinkt op zichzelf weer als een ijdele gemeenplaats.
Het is slechts duidelijk dat de moderne tijd vele kansels heeft geschapen voor eigentijdse dominees en hun ijdele preektoon. En met ‘preektoon’ bedoel ik (met een ijdele parafrase van Ter Braak) niet alleen de retorische galm, maar vooral de vlucht in opinies en de vrees voor feiten. De moderne dominee kan zalvend zijn, of hij kan onuitstaanbaar populair op z'n hurken gaan zitten, of hij kan de gemeente uitmaken voor ‘boeren’, helder en informatief is hij nooit. Dat impliceert immers bescheidenheid tegenover de onbegrijpelijke werkelijkheid. De moderne dominee zoekt daarentegen zijn heil in een ijdele opinies om te zeggen dat alle anderen zondaars zijn, en xenofobe boeren bovendien. In zijn pathologische behoefte de wereld te duiden, en ons daarmee te vervelen, is hij niets dan de vleeswording van de eigentijdse ijdelheid.
Doch ik besef dat in al het bovenstaande duidelijk de galm van de dominee-in-mijzelf klinkt, en dat alleen mijn gebrek aan goede smaak mij kan helpen deze preektoon af te schudden. Wellicht is dit ijdele hoop, maar zeker blijft dat mijn goede voornemen deze maand is mij door niemand meer te laten vervelen. - bb